DUENDE
Zij was mijn eerste echte kennismaking met ‘Duende’, die onuitlegbare Andalusische ‘soul’. Ze bruiste en leefde intens, alsof er geen morgen was. Zo tegengesteld aan mijn nuchtere ‘laat ik die laatste whiskey maar niet drinken want dan heb ik morgen koppijn’. Met haar om je heen had je altijd lol (en katers natuurlijk), dronk je tequila terwijl je de zoutkorrels van je hand likte, danste je flamenco ook al had je daar geen flauw idee van en riep je om de 5 minuten hoeveel je van het leven en elkaar hield, gevolgd door warme omhelzingen. We noemden elkaar zusters. We hielden inderdaad echt van elkaar, vooral op die momenten.
Overdag was ze wat lastiger in de omgang. Een verveelde prinses, die op haar wenken bediend wenste te worden en vooral toch ook diepongelukkig was. Toen haar beroemde vader, de stierenvechter Antonio Ordoñez in 1998 overleed, stortte haar wereld in elkaar. Al op jonge leeftijd had ze haar moeder verloren en dat had haar heel diep verwond. Ook al was ze omringd door de sterren van de wereld, zoals Ava Gardner, Orson Welles (wiens as op het landgoed van haar vader is verstrooid) en Ernest Hemingway (die in zijn boek ‘The Dangerous Summer’ de rivaliteit tussen de grootste stierenvechters van die tijd, Ordoñez en Dominguin, beschreef), ze miste haar moeder vreselijk.
Terwijl haar oudste zus Carmen in de lijn van de familie de traditie van het stierenvechten doorzette door haar huwelijk met de succesvolle Paquirri en hun even succesvolle zoons Francisco en Cayetano, lukte het Belén niet echt om gelukkig te worden. De vader van haar dochter overleed veel te vroeg. Een later huwelijk met een Zuidamerikaanse stierenvechter liep uit op een huiselijk drama. En met de liefde ging het later ook niet veel beter. Als je ‘duende ‘ hebt en het niet kan uiten, in muziek, dans of gewoonweg liefde, dan krijgt het geen uitweg. Als vuur dat steeds maar in een doosje blijft zitten.
Ze kreeg kanker, maar overleefde het. Echter de mysterieuze dood van haar zuster in 2004 was de genadeklap, waarna ze steeds vaker in een depressie viel. Het onophoudelijke roken van jointjes en jarenlange slikken van slaappillen hielp niet echt. Ze ontwikkelde een longemfyseem. De laatste jaren bracht ze steeds vaker door in klinieken, ze was afhankelijk van een constante toevoer van extra zuurstof en kwam nauwelijks meer uit haar bed of rolstoel.
Twee jaar geleden hebben we elkaar voor het laatst gezien. We waren weer even hermanas voor een dag. Maar hoewel ik wist dat het niet goed ging met haar, heb ik haar nooit meer gebeld. En daar zal ik mee moeten leven.
Ik wens haar vooral de zielenrust die ze haar hele leven heeft gezocht.