Dit is het verhaal van Sam. Sam is een Kroatische muziekleraar. Hij houdt van muziek. En hij hield van reizen. Ja, hield. Want nu weet Sam maar al te goed: reizen is levensgevaarlijk!
In de winter van ’62 neemt Sam de Pianoman de trein van Sarajevo naar Dubrovnik. De trein ontspoort op een brug en rijdt het ijskoude water in. Zeventien passagiers verdrinken. Sam niet. Die breekt weliswaar zijn arm en raakt onderkoeld, maar verder is ie prima in orde.
Een jaar later moet Sam weer eens op pad. Hij heeft genoeg van treinen, daarom neemt hij nu maar het vliegtuig. Tijdens de vlucht vallen plots beide motoren van de DC-8 uit. Het vliegtuig stort neer, de deur vliegt als eerste weg, passagiers en stewardessen worden naar buiten gezogen. Zo ook Sam. Parachutespringen zonder parachute. Maar: Sam landt in een hooiberg en overleeft, in tegenstelling tot de overige negentien passagiers.
Drie jaar na zijn onvrijwillige luchtsprong besluit Sam om dan maar eens de bus te proberen. Helaas, de bus dendert over een brugbalustrade en raakt – jawel – te water. Dáár heeft Sam inmiddels ervaring mee en hij zwemt vrijwel ongedeerd (paar blauwe plekken en sneetjes) naar de oever. Vier inzittenden zijn minder gelukkig en verdrinken jammerlijk.
Sam is nu wel helemaal klaar met het openbaar vervoer: voor hem alleen nog de auto. De Dood gunt hem een jaartje of vier pauze om bij te komen.
Dan vat tijdens een autoritje de motor plots vlam. Sam springt uit de auto. Net op tijd, want de auto staat in no time volledig in vlammen. Zelfs de tank explodeert.
Eén keer is genoeg, denk je? Welnee, Sams volgende auto vat óók vlam door een kapotte benzineleiding. Het vuur slaat meteen naar binnen, Sam loopt ernstige verbrandingen op, maar overleeft. Alweer.
Al fietsende en wandelende gaat alles twintig jaar lang goed. Dan wordt Sam op zijn dagelijkse rondje in Zagreb keihard geschept door een bus. Sam herrijst van de straat, klopt het stof van zijn broek en loopt verder.
Als wandelen ook al bijna-doodervaringen oplevert, kun je maar net zo goed weer gaan autorijden, denkt Sam. Dat doet hij dan ook en maakt een ritje in de bergen. In de bocht botst hij prompt op een tegenliggende truck, die hem in een 150 meter diep ravijn katapulteert. Is het Magere Hein nu dan eindelijk gelukt? Nope. Sam weigert zijn leven lang al uit principe gordels te dragen en wordt uit de auto geslingerd. Hij blijft in een boom hangen terwijl de auto ver onder hem op de rotsen te pletter slaat.
Nu zou je kunnen zeggen dat Sam een enorme geluksvogel is. Hij vindt zelf van niet, want altijd maar weer die ongelukken en ook zijn vier eerdere huwelijken zijn dramatisch gecrasht. Maar: om dat beweerde geluk toch maar eens te beproeven, koopt hij voor het eerst in veertig jaar een lot. En je verwacht het niet: Sam wint de jackpot: dik acht ton. Het geld geeft hij uiteindelijk maar weg. Geld maakt immers niet gelukkig en dát lot wil hij niet ook nog eens tarten.
Sam schijnt overigens ook nog per ongeluk zijn testikels eraf geschoten te hebben, maar dat wordt helaas nergens bevestigd.
Wat een fantastisch verhaal, vind je ook niet?
Maar het enige wat hieraan gefantaseerd is, is de naam Sam.
De man heet namelijk Frane Selak.
Eigenlijk heeft dit stuk geen ene ruk met hoe vrouwen werkelijk denken te maken. Maar het laat je (mij) i.i.g. nadenken over lot en noodlot. En ik ben een vrouw. Dus nou ja. Toch een beetje.