Op deze koude Koningsdag loop ik toch maar een stukje over de vrijmarkt. Dit typisch Hollandse gebruik heeft hier in Amsterdam West weinig typisch Hollands. Het lijkt eerder een Arabische souk. Ik loop langs mooie stoffen, kitscherig servies en veel Arabische parfums en oliën.
Het wordt steeds drukker en ik kom klem te zitten tussen de kinderwagens. Voor me kan iemand niet verder met haar kinderwagen en achter me voel ik een wagen tegen mijn enkels. Er zijn een paar mensen die zich er toch tussendoor wurmen. Eindelijk iets meer ruimte. Ik bots tegen een vrouw aan, of zij botst tegen mij aan, ik weet het eigenlijk niet. Zij is in ieder geval erg geïrriteerd, ik lach maar een beetje.
Ik zie bij een kraampje wat Palestijnse sjaaltjes en waan me weer in de jaren tachtig. De verkoper praat Frans en is erg vriendelijk. Ik besluit een zwart-witte te kopen. Arafat, wie was dat ook al weer? Bloedige aanslagen maar hij ontving toch de Nobelprijs voor de Vrede omdat hij een goede uitleg had en omdat hij het weer goed maakte. Ik zal denk ik nooit iets van politiek begrijpen. Nee, ik wil het vooral niet begrijpen. Ik ben toch meer van het motto: ‘Verbeter de wereld begin bij jezelf’. Maak ik nu eigenlijk een politiek statement met dit sjaaltje? Nee joh, die dingen dragen ze overal.
Ik vlucht weg van de drukte door het park. Een vrouw met oranje hoedje en een Nederlands vlaggetje op haar gezicht loopt me tegemoet. Maakt zij nu eigenlijk ook een politiek statement? Nee joh!
Op het plein is een bandje aan het soundchecken. Vier jongeren met een saz en in het midden iemand met een keyboard. De oudste van de vier speelt op zijn elektrische saz als de Turkse Eric Clapton, het klinkt geweldig. Ik zou echt uren naar hun heerlijke saz-klanken kunnen luisteren maar dan begint het optreden. Een of andere voorgeprogrammeerde beat uit het keyboard overstemt alles en tot overmaat van ramp begint de keyboard-speler ook nog eens te zingen. Tenminste, daar moet het op lijken. Ik weet inmiddels wel genoeg van Turkse muziek om te weten dat de tonen die hij uitkraamt ook echt niet in hun toonladder voorkomen.
Ik besluit weer terug te lopen door de drukte, dit keer langs de andere kant van de straat. Grote zakken met noten en zuidvruchten worden verkocht. Een man met een groen regenjasje deelt dadels uit. Ik lust er wel één, maar dan zie ik dat iedereen die een dadel pakt, ook geld gooit in de collectebus voor een moskee. Dan maar geen dadel.
Het wordt weer steeds drukker. Vette vleeswalmen komen me tegemoet en teveel mensen duwen tegen me aan. Twee vrouwen, in oranje jasjes met ‘Nederland’ in grote letters op de rug, vinden dit vlees toch niks in vergelijking met de kebab van bij hen op de hoek.
Ik wil hier weg!