Ik had een dagje vrij. Dus dan ga ik Rotterdam verkennen. Met de auto en zonder navigatie trek ik erop uit. Richting Zuid.
Vroeger deed ik hetzelfde in Amsterdam. Ik studeerde en hij werkte in West. Ik wachtte tot hij klaar was, zodat we samen naar huis konden. Dan pakte ik een willekeurige bus of tram. Zo had ik de tofste gesprekken met vreemde mensen en leerde ik bijna elke plek in Amsterdam kennen.
Ik zag wat winkeltjes, dus parkeerde ik de auto en stapte de eerste de beste winkel binnen. Een lingeriezaak.
De dame achter de toonbank keek even op en keek weer weg. Ik groette luid: “GOEDEMIDDAG!!” en glimlachte uiterst vriendelijk. Beduusd groette de dame terug. Ik bekeek wat BH’s, maar er hing niets tussen wat ik mooi vond. Ik had alle tijd en bleef rustig snuffelen. Na 5 minuten bood de dame me haar hulp aan. Uit mijn blauwe-maandag-verkooptijdperk wist ik dat klantvriendelijkheid soms lastig is, maar uiterst nuttig. Wellicht durfde ze niet goed. Of was er wat anders aan de hand?
Ik vroeg haar hoe het met de winkel ging. En zo spraken we over de crisis, over kinderen, opvoeding, lingerie, de omgeving. En om een gesprek compleet te maken, moest er gesproken worden over de ‘hoofddoekjes’ die regelmatig in de winkel komen.
“Laatst stond hier een Turkse dame kleding te passen en haar man bepaalde wat wel en wat niet kon. En zij sprak geen Nederlands. Dan is het best lastig om duidelijk te maken dat ze zelf moet kiezen wat ze aan wil trekken.”
“Nou, ik raak af en toe ook gewoon verward, hoor! Ik help veel vrouwen met een prothese. Laatst was hier zo’n moslima, weet je wel, met hoofddoek en zo, met haar man. Ik gaf hen beide een hand, maar hij gaf geen hand terug. Dan voel je je best akelig. Daarna kwam er weer een stel. Ik besloot om nu maar geen hand te geven. Was meneer boos dat ik geen hand gaf!”
“Het ergste vind ik dat sommigen de taal niet goed beheersen. Dat maakt het lastig om te begrijpen wat ze echt willen.”
“Ik vind wel dat, als je ervoor kiest naar een land als Nederland te komen, je ook geen hoofddoek móét dragen. Ja, toch?”
Ik vertelde haar dat ik het best wel met haar eens ben. Dat de taal spreken van het land waar je je in bevindt erg belangrijk is op alle vlakken. Ik vertelde haar ook dat ik achter het dragen van een hoofddoek sta als iemand daar zélf voor kiest. Sterker nog, ik heb 12 jaar lang een hoofddoek gedragen en ben bedenker van de Friese Hoofddoek.
Ik vertelde haar dat ik het van belang vind, dat je te allen tijde open blijft staan voor de ander. Ongeacht uiterlijk. En altijd goed moet blijven doen. Dat ik niet bang ben te weten wie de persoon is achter de schuchterheid of achter de onwetendheid.
“Daar kom je pas achter als je met elkaar blijft praten,” zei ik. En ik ben voor haar een stukje taart gaan halen bij de bakkert even verderop.