“Mama, wat is neuken?”
“Hèh? Wat?! Wat zei je daar? Nee, laat maar, ik hoorde het wel. Hoe kom je bij dat woord?”
“Dat zei Joost. Hij zei: ‘ga je moeder maar neuken in haar kut’. En kut is een lelijk woord, dat weet ik, maar wat is dan neuken?“
Pfff. Citaatje van mijn inmiddels 21-jarige zoon toen hij zeven was. De hartverzakking die ik op dat moment kreeg en de drie-en-een-half uur durende wijze les over de bloempjes en de bijtjes – waarbij ik vooral het laatste op alle mogelijke manieren uit de weg wilde gaan – staat me nog steeds haarfijn bij. Mijn biologieleraar had me nu nog ter plekke een veer in de kont gestoken als hij toen gehoord had hoeveel ik nog wist van chromosomen en celdeling.
Heeft mijn wijze les geholpen? Nope. Zijn belofte dat nooooooit te doen? Nope. Meneer neukt er gewoon in het wilde weg op los, met weinig respect voor zijn eigen lichaam, laat staan voor dat van een ander. Weer een minnetje op mijn ‘resultaten van het opvoeden’-lijstje.
Maar wanneer doe je het dan wél goed? Toen mijn zoon zijn eerste vriendinnetje kreeg, lachte die bij mij aan de ontbijttafel haar eigen moeder uit. Die had haar namelijk de avond ervoor gevraagd of ze wist wat seks was en madam had onschuldig haar hoofd geschud. Moeders had zich vervolgens het één en ander summier laten ontvallen, met de mededeling dat ze bij haar terecht kon mocht ze er in de toekomst aan toe zijn. Het meiske was toen 16 en mijn zoon was vriendje nummer vier, die mij (helaas) altijd in geuren en kleuren vertelde hoe en hoe vaak ze het hadden gedaan, ondanks mijn duidelijke mededeling dat hij zijn eerlijkheid naar mij toe echt niet hoefde te overdrijven.
Dan nu mijn dochter van 10. Iets minder grof, maar toch ook min of meer dezelfde vraag. En dan dank ik de heer dat ik nu ervaring heb met het hele gedoe. Ik heb eindelijk geleerd om gewoon te zeggen wat ik weet en wat ik vind. Weliswaar the hard way geleerd, maar toch.
Ik heb dus echt geen computerkindjes, maar buitenspelers. Geen Facebook of mobieltjes voor mijn dames. Goed bezig, dacht ik zo. Maar ja, ze hebben wél vriendinnetjes. En die vriendinnetjes hebben dat allemaal wel. En daar zien ze dus gewoon alles. Alles! En – inmiddels wel dankbaar voor die eerlijkheid – komen ze dus voor alles wat ze zien, bij mij.
Om er vervolgens achter te komen dat de dames gewoon alles al lang weten. Niks geen bloemetjes en bijtjes. Niks lange verhalen en zwetend achter een kop thee mijn seksuele opvoedingspraatje doen. De harde werkelijkheid is dat ze het allemaal helaas al zowat beter weten dan ik, al ben je nog zo secuur met wat ze zien en wat ze lezen. Met wie ze spelen en waar ze naar toe gaan. Deze hypermoderne tijd kent geen sprookjes meer voor mijn jonge meiden.
En toch hoor ik ook mezelf zeggen tegen de oudste. “Meid, voor jou is het gelukkig allemaal natuurlijk nog lángggg niet zover, maar mocht je er later aan toe zijn, dan hoop ik dat je bij me komt…” En op haar vraag wat ik bedoel met “er aan toe zijn” laat ik de sprookjesversie (die mij heel snel door het hoofd flitste en er net zo snel weer uit) met prinsen, witte paarden en vlindertjes in de buik dan ook maar meteen varen…
“Zolang jij je bij je vriendje nog niet zo vrij voelt om te zeggen: ‘hé vriend, ga je piemel wassen want hij stinkt’, ben je er in ieder geval nog níét aan toe!”
Mijn cijfer voor deze opvoedingstoets krijg ik helaas pas over een paar jaar.
Een heleboel jaar… Heeeeeeeeeeeeleboel véél jaar…
Hoop ik.
Ik herinner me dat mijn moeder me moest helpen omdat de voorlichting in de zesde klas vragen opriep. Ik had bijvoorbeeld niet begrepen wat een stijve was en daar heb ik vervolgens tot mijn 18e op moeten wachten. En verwarrend: drie openingen aan de onderzijde bij meisjes/vrouwen waarvan ik er in werkelijkheid maar twee van heb kunnen ontdekken (ook al toen ik 12 was). Nu in mijn derde huwelijk en enkele serieuze relaties heb ik die derde opening nog steeds niet aanschouwd hoewel ik ervan overtuigd ben dat ze er is; laat maar zitten, niet echt belangrijk. ’t Werkt toch wel. Mijn eerste vrouw was (16 jaar oud) overstuur omdat ze niet wist wat rood licht betekende; voorlichting is nooit compleet.