Ochtendgloren door mijn raam. Een verdwaalde zonnestraal. Ik lig, net wakker, nog wat in bed te denken. Een hele zondag ligt voor me open. Nog zo werk veel te doen. Nee, liever iets met de kinderen, nu ze bij me zijn. De rest komt later wel. Opgekruld onder mijn warme dekbed scrol ik nog wat door mijn TL. En dan slaat mijn hart een slag over. De kanjerketting van Floor. En de woorden:
Een moment staat alles stil. Er komt geen later meer voor Floor, het zesjarige dochtertje van lieve vrienden. Die ene zin, die drie woorden. Zó ontzettend onmogelijk, zó niet te bevatten, zó vreselijk oneerlijk. En zo onbeschrijflijk verdrietig dat de tranen meteen opwellen. Ik knijp mijn ogen iets dicht en kijk wazig naar de zonnestraal. Regenboogkleuren…
Bij het ontbijt kijk ik naar mijn kinderen en lopen de tranen spontaan weer over mijn wangen. Mijn dochter ziet het meteen, slaat haar armen om me heen en vraagt verward waarom ik huil. Ik leg het haar uit en zie hoe ook haar ogen beginnen te glinsteren. “Maar… dat kán toch niet?”, stamelt ze. “Zo klein…”
Verder weet ze ook niks meer te zeggen. Hoe ook? Als dit voor een veertiger al niet te bevatten is, hoe dan voor een tienjarige? Ik schaam me bijna dat ze mij ziet huilen en zich daardoor zorgen maakt om mij. Ze begint mijn haren te borstelen omdat ze weet dat ik daar ‘rustig’ van word. Drukt haar wang tegen de mijne. Ze kent Floor niet maar ze huilt met me mee. Om een klein, dapper meiske waar geen hoop meer voor is. Dan zegt ze iets, wat me diep raakt. “Ach mama, wees dan nu maar heel blij dat wij geen kanker hebben…”
Het is zo waar. Daar móét ik ook blij mee zijn. Maar het klinkt ook zo cru, zo… zo hard. Waarom Floor dan wel? Het besef dat je zelf (nog) gezond bent, maakt het leed en verdriet van anderen niet minder. Ik kan niet blij zijn om iets wat ons toevallig niet treft, maar anderen wel. Ik kan op dit moment alleen maar immens verdrietig zijn om Floor, om waar haar papa en mama nu doorheen moeten.
Ik post een soort van regenboogprofielfoto, kleuren over een foto waar ik met mijn ochtendtranen van zojuist op sta. Prompt komen de sterktewensen voor mij, maar die wil ik eigenlijk helemaal niet… IK ben niet degene die die sterkte nodig heeft, met mij gaat alles goed. En daar moet ik dankbaar voor zijn, volgens mijn dochter (en ze heeft gelijk). Alle wensen, knuffels en harten moeten direct door naar de ouders van Floor. Díé hebben ze nodig.
Wat gaat er door hen heen? Hoe moeten zij zich nu voelen? Ik zou het niet moeten doen, maar ik probeer me dat voor te stellen terwijl ik de armen van mijn meiske nog dichter om me heen trek. Hoe doorsta je zoiets als dit? Je kleine meisje, ongeneeslijk ziek. De hoop voorgoed weggevaagd. De wetenschap dat je binnen afzienbare tijd afscheid moet nemen van je kind. Hopen dat je samen nog naar Disney World kunt voordat… Ja, voordat wat?
Het blijft onvoorstelbaar.
Steeds maar opnieuw sterkte wensen is eigenlijk ook zo futiel. Sterkte… zo makkelijk uitgesproken of getypt, maar zo vreselijk leeg in situaties als deze. Er zijn simpelweg geen woorden meer. Enkel nog medegevoel en machteloosheid. En medeverdriet. Ik vraag me af, waar nog troost vandaan te halen valt. Ik weet het niet.
De regenboog staat niet langer voor de hoop op genezing. Die is er niet meer.
Het enige waar de kleuren nu nog voor staan, is de hoop op kracht om een onmogelijk afscheid te nemen en toch door te leven.