Hoewel ik al ruim 19 jaar een eigen paard heb en me al meer dan 20 jaar dagelijks met paarden bezig houd, ben ik nooit een echt Penny-ponymeisje geweest. Zo’n meisje dat haar sokken afstemde op het dekje onder het zadel. Zo eentje die voor iedere dag van de week een nieuw setje met kleding voor beide had. Zo eentje die alles zielig vindt en werkelijk ieder paard geweldig vindt. Nee, zo was ik niet. Al helemaal niet als het op mijn paard aankwam.
Eigenlijk vind ik geen enkel paard echt leuk. Behalve Poownie. Mijn eigen stuiterbal. Poownie was pas twee toen ik hem leerde kennen. En hij was zwart. Wist ik veel dat hij ieder jaar wat lichter van kleur zou worden. Nu, 19 jaar later, is hij helemaal wit. En nog steeds een stuiterbal. Weliswaar met wat opstartproblemen: soms moet je hem werkelijk aanzwengelen. Maar wanneer ie gaat, gaat ie goed!
Poownie en ik zijn met elkaar opgegroeid. In goede en slechte tijden. We hebben samen aardig wat mee gemaakt. Van vreugde bokkend over het strand naar jankend in het land. Omdat er weer eens iets gebeurd was. Op school. Thuis. Op het werk. Poownie was er altijd. Met zijn nuchtere blik en eeuwige bereidheid om te luisteren. Voorwaarde was wel dat hij dan iets te knagen kreeg. Want liefde gaat nu eenmaal door de maag. Verhalen tegen hem ophangen deed ik natuurlijk niet. Want: geen Pennymeisje, dat uren aaneengesloten tegen haar viervoeter brabbelt. Nee, samen wandelen. Stilzwijgend, naast elkaar. Dat deden we. Niet dat hij echt een keus had wanneer ik weer eens wilde (hard)lopen. Maar in protest gaan deed hij nooit.
In de jaren die verstreken is daar eigenlijk niks aan veranderd. Zijn stalletje wel. In 20 jaar tijd heeft hij vier huizen gehad. Zijn laatste huis lijkt nog het meest op zijn eerste huis. Een plek waar het buitenleven voorop staat. Niet alleen voor hem en zijn gezondheid, maar ook wel degelijk voor mij. Iets waar ik nooit bij stil heb gestaan toen ik jonger was. De paarden staan er iedere dag buiten. Zomers in het weiland en in de winter of bij slecht weer in de paddock (een omheinde plaats voor paarden, al dan niet met zandbak om lekker in te rollen). Wanneer ik bij Poownie op visite ben, kom ik helemaal tot rust. Na een dag hard werken. Of na een dag met alleen maar gezeik. Wanneer het janken me nader staat dan het lachen. Wanneer de vermoeidheid meer grip op mijn gesteldheid heeft dan ik zou willen. Op dat soort dagen ben ik blij dat ik Poownie heb om naar toe te gaan.
Enkel zijn aanwezigheid, stilzwijgend of onder luid protest, zorgt er al voor dat ik alle stress en ellende van die dag vergeet. Poownie is als een medicijn, of zoals de dames van HVD zouden zeggen: als een overheerlijk groot glas wijn. Datgene wat de geest tot rust brengt, spieren doet relaxen en vooral even het gezever in eigen hoofd uitzet. Maar ik drink geen wijn. Poownie does the trick.
Wanneer ik thuis kom van een avondje stal, stink ik een uur in de wind. Maar mijn hoofd is lekker leeg, de spieren moe van het stalwerk en ik kan er weer even tegen aan. Een betere psychiater dan Poownie bestaat er niet! Ik hoop dus maar heel hard dat hij nog een flinke tijd (met me) mee zal gaan.
Onze vaste schrijfster Deborah is onder andere sport- en uitvaartfotografe. Meer blogs van Deborah kun je hier lezen: http://deborahhamar.wordpress.com