Het nieuwe plan voor donorregistratie is aangenomen in de Tweede Kamer. Met de bizarre meerderheid van één stem, dat wel. Het plan zou meteen verworpen zijn als fervent tegenstander Frank Wassenberg (PvdD) zijn trein niet gemist had. Het idee dat belangrijke wetten door een toevallige samenloop van omstandigheden worden aangenomen vind ik eerlijk gezegd nogal eng.
Voorstanders roepen hoeveel mensen gered kunnen worden nu al die ‘luie, domme’ niet-donoren automatisch donor worden. Tegenstanders roepen dat we zelf niet meer de baas zijn over ons eigen lichaam en dat onze integriteit wordt aangetast.
Ik ben zelf geen donor. En dat is een bewuste keuze. In mijn kennissenkring leven twee mensen al een tijdje met een nieuwe lever. Ook ken ik iemand die op de wachtlijst staat voor een nieuw hart. Ik heb dus van dichtbij gezien wat het voor iemand kan betekenen. Bovendien, wie kan er nou een goede reden verzinnen om een ander geen beter leven te gunnen als je toch al dood bent?! Dàt is dus precies het probleem. Ik ben nog niet dood als ze een werkend orgaan uit mijn lichaam willen halen. ‘Maar hersendood is toch gewoon dood?’ Nee, ik zit zelf nog in dat lichaam en het druist tegen al mijn gevoel in om zo’n levend lichaam leeg te halen. Na mijn dood mag je gebruiken wat je wil. Mijn huid, mijn haar, netvlies, kijk maar door mijn ogen. Je mag mijn skelet zelfs ergens tentoonstellen mocht je daar behoefte aan hebben. Maar mij in stukjes verdelen terwijl ik er nog ben, nee dank je. Rationele argumenten schieten tekort maar mijn gevoel roept heel hard: ‘NEE!!!!’
Ik heb er moeite mee dat orgaantransplantatie als een soort wondermiddel gezien wordt. Dat is het natuurlijk niet. Als organen al goed genoeg zijn dan nog moet die perfecte match er zijn. Kwantiteit betekent niet per definitie kwaliteit. En zelfs met een perfecte match blijven patiënten hun leven lang zware medicijnen gebruiken tegen de afstoting.
Misschien dat de politiek zich eens wat meer zou kunnen richten op de preventie van ziekten. Het milieu, voeding, een prettig leefklimaat, geluk. Dat lijkt mij veel belangrijker dan ietsje meer spelden in hooibergen creëren.
We zullen zien wat er in de Eerste Kamer gebeurt. Voor mij verandert er eigenlijk niks.
Dust zegt
Geen donor, onderaan de lijst als patiënt. Donoren voorrang, op de uitzonderingen die medisch gezien geen donor kunnen zijn.
Meten met twee maten vind ik verschrikkelijk. Wel iets willen maar niets geven.
Pas als je in je omgeving (of als slachtoffer) het probleem van de wachtlijsten kent en de problematiek rond het donorcodicil met al die “principiële mensen” en luie figuren weet je waar het om gaat.
Ik vind het niet eens een discussie waard..
Saskia zegt
Als je het geen discussie waard vindt, waarom reageer je dan?
Jan zegt
Hoi Annemarie, zie bij mijn blog: hetzelfde commentaar van Dust (+ mijn antwoord). Ach ja, de nuance blijft een lastig iets…
Annemarie zegt
Inderdaad, mijn hoofd zegt van alles maar mijn gevoel roept nog veel harder.
Ik hoef, net als jij, ook helemaal geen discussie te voeren over of ik dan wel of niet recht zou hebben op een orgaan van een ander. Het zou voor mij in ieder geval niks veranderen.
Roland Bouman zegt
> Met de bizarre meerderheid van één stem, dat wel.
Zou je dat ook zeggen als er een meerderheid van 1 stem tegen was, of het met Wassenberg’s stem precies fifty-fifty was? Bij elk democratisch systeem wat niet van unaniemiteit afhankelijk is (dwz, elk praktisch werkbaar democratisch systeem) is er ergens een grens. Dat de uitkomsten soms van een geringe meerderheid of minderheid afhangen, is dan ook niet bizar maar volkomen te verwachten.
> Het idee dat belangrijke wetten door een toevallige samenloop van omstandigheden worden aangenomen vind ik eerlijk gezegd nogal eng.
Het missen van een trein is nou niet echt een heel toevallige gebeurtenis. Nederland is een postzegel: als het voor Wassenberg echt zo’n belangrijk punt was, had hij makkelijk voorzieningen kunnen treffen om de stemming niet te missen, trein of niet.
> Tegenstanders roepen dat we zelf niet meer de baas zijn over ons eigen lichaam en dat onze integriteit wordt aangetast.
En dat is dus onterecht, want je kunt – net zoals jij dat hebt gedaan – duidelijk aangeven wat je wensen zijn. Dat maakt dat ieder individu wel degelijk baas over eigen lichaam is.
> Als organen al goed genoeg zijn dan nog moet die perfecte match er zijn. Kwantiteit betekent niet per definitie kwaliteit.
Dit snijdt geen hout. De match is nooit perfect – er is sprake van een mate van compatibiliteit. Kwantiteit betekent juist wel meer kwaliteit, want er valt meer te matchen, en er kunnen dus veel betere matches gemaakt worden.
> En zelfs met een perfecte match blijven patiënten hun leven lang zware medicijnen gebruiken tegen de afstoting.
En dat is derhalve ook niet waar, want als eer een betere match gemaakt kan worden, kan de medicatie minder zwaar zijn.
De keuze voor donorschap of niet moet altijd gerespecteerd worden. Maar als je je keuze wilt verdedigen, moet je dat wel met goede argumenten doen. Jou begrip van kwaliteit en kwantiteit stoelt niet op medische redenen, en is dus onbruikbaar om je punt te maken.
> Misschien dat de politiek zich eens wat meer zou kunnen richten op de preventie van ziekten. Het milieu, voeding, een prettig leefklimaat, geluk. Dat lijkt mij veel belangrijker dan ietsje meer spelden in hooibergen creëren.
Pas hier even je eigen “wondermiddel” argument toe. Er wordt heel veel aan preventie gedaan. Dat neemt echter niet weg dat er mensen zijn met aangeboren afwijkingen aan hart, nieren, etc; dat mensen gewoon door pech kanker krijgen; dat mensen schade oplopen door verkeersongelukken, brand etc.
Niet alle medische problemen zijn met preventie aan te pakken. Betere beschikbaarheid van donororganen maakt een reeel verschil voor vele gevallen waar domweg geen alternatieven voor beschikbaar zijn.
Nogmaals, ik respecteer ieders keuze voor of tegen donatie. Maar verzin geen onzinargumenten om je punt te maken. Dat hoeft niet, want je keuze is al gerespecteerd.
Annemarie zegt
Ik heb geen wetenschappelijke argumenten tegen het donorschap, mijn verstand zegt: Doen! Er is alleen iets sterkers in mij dat roept dat er iets niet klopt. Vandaar mijn keuze nu, die overigens wellicht ooit nog eens zal veranderen.
Het enige punt dat ik wil maken is dat ik er wel over nagedacht heb en niet simpelweg te lui ben om me te registreren als donor.
Roland Bouman zegt
> Het enige punt dat ik wil maken is dat ik er wel over nagedacht heb en niet simpelweg te lui ben om me te registreren als donor.
Punt van mijn commentaar is om te laten zien dat de pogingen tot rationele onderbouwing van je keuze niet deugen. Ik zeg niet dat je daarom je keuze zou moeten veranderen.
Maar als die overwegingen over kwaliteit vs kwantiteit en preventie wel de basis vormen voor je keuze, dan is mijn boodschap dat je eens moet heroverwegen, want die punten berusten op verkeerde aannames.
Annemarie zegt
‘Dat is nou juist het punt: Ik ben nog niet dood als….’
‘Rationele argumenten schieten tekort maar mijn gevoel roept heel hard: ‘NEE!”
Hier heb je in twee zinnen al mijn argumenten voor mijn keuze om wel of niet donor te worden. De rest gaat over het systeem in het algemeen.
Jan zegt
@Roland Bouman, je hoeft een ander niet te proberen te overtuigen. Argumenten, hoe valide ook, kunnen schofferen, iets wat voorstanders van donatie ruimhartig doen op dit moment. Doneren is een kwestie van gevoel en interpretatie. Mensen als Pia Dijkstra gaan daar volledig aan voorbij. Je deelt met donatie niet snoepjes uit, maar je geeft jezelf daarmee aan een ander. Er zijn er die dat kunnen, er zijn er die er niet aan moeten denken en er zijn er voor wie deze kwestie een worsteling is die het hele leven kan duren. De ontwerpwet zet die laatste groep voor het blok. Dat geeft het gevoel dat de Staat toch bepaalt, ondanks de nee-tenzij-optie.