“Twee uur aan de telefoon gehangen, nog zere kaken van het lachen!”
“Binnenkort weer even uitgebreid bijkletsen, hoor! Ik bel je!”
Zinnen die ik anderen regelmatig hoor zeggen, maar die je mij niet snel zult horen uitspreken. Net als onze Kliefje en vele, vele andere mensen, heb ik een enorme telefoneer-afkeer. Bel-angst wil ik het niet noemen, maar een ‘grondige hekel aan’ wel.
Vroeger (lees: een paar decennia geleden) was dit nog vele malen erger. Ik kreeg al maagpijn als ik de dokter(sassistente) moest bellen voor een afspraak. Dan moest ik eerst aan hem/haar uit moest leggen waar ik voor belde en daar had ik zo geen zin in. Ik schreef alles wat ik wilde zeggen van tevoren minutieus op, zodat ik in m’n zenuwen vooral niets zou vergeten. Als puber een (bijna-)vriendje opbellen om iets af te spreken? Godsonmogelijk.
Vele uren heb ik bij die telefoon gezeten. Ja, zelfs zo nu en dan die hoorn in de bevende hand gehouden en m’n vingers op het ritme van mijn hartkloppingen over de knoppen van het apparaat laten zweven. De hoorn stevig omklemd, wijsvinger in het kringelsnoer gefrot. En toen er laatst iets mis was op de school van zoon, ben ik wederom niet in de telefoon geklommen; ik ben gelijk naar school gereden en heb daar IRL al m’n emoties en misnoegen eruit gegooid. Aan de telefoon ben ik daar simpelweg niet goed in.
Je zult het niet geloven, maar ik ben gemaakt voor dit mobiele tijdperk: ik ben gék op mijn smarte telefoon(s). Alleen niet op het daadwerkelijk telefoneren zelf. Ik email-telegram-whatsapp-chat-twitter-facebook-instagram wat af. Ik typ liever dan dat ik spreek. En nog liever laat ik gewoon een plaatje zien, dat boekdelen spreekt. Ik ben duidelijk meer van het visuele, het Show, don’t tell [over the phone].
In een telefoongesprek kan ik niet inspelen op m’n gesprekspartner, kan niet zien of aanvoelen hoe diegene op dat moment tikt/rolt/denkt. Intonatie is voor mij niet voldoende. Ik mis de lichaamstaal. Ik kan mijn gesprekspartner niet zien, maar moet wél direct reageren op wat hij/zij zegt en interpreteren hoe diegene het werkelijk bedoelt (zonder verduidelijkende smileys ^_^ ).
En nee, Skype of andere videotelefonie vind ik ook geen uitkomst, want dan nog zie je elkaar maar op een plat scherm waar ik niet veel uit op kan maken. Bovendien kan diegene míj dan óók op de meest ongelegen momenten zien, inclusief krulspelden, broodje worst-met-mayo, een kudde ongeschminkte pukkels en opgehoogde Friese terpen onder m’n ogen.
En dan is er nog de angst om ongelegen te bellen. Zo belde ik eens noodgedwongen de gemeente met een moeilijke vraag. Ik vroeg beleefd: “Stoor ik?” En nog voordat ik: “…want dan bel ik graag op een ander tijdstip terug,” toe kon voegen, bulderde meneer al “Ja!” door de lijn. Mijn hart slaat op zo’n moment toch even een slag over. Tegenwoordig vraag ik dus niet meer; ik doe gelijk mijn verhaal. Kan mij ’t bommen waar die ander mee bezig is. Als ’t niet schikt, zegt diegene het sowieso wel. Ja, zo telefoneervolwassen ben ik inmiddels wel geworden.
Maar eigenlijk wil ik niemand dwingen om op een ongelegen moment tijd voor mij te maken. Geschreven boodschappen kunnen gelezen en beantwoord worden wanneer het de ontvanger past. Ideaal. En als ik schrijf, kan ik beter nadenken over datgene wat ik wil zeggen en hóe ik het wil zeggen. Ik prefereer dus óf ‘face-to-face’-gesprekken (waar je ook nog met goed fatsoen een stilte alias denkpauze in kunt lassen), óf het geschreven woord.
Ik heb nu, na zo’n 44 pratende jaren (het eerste jaar liet mijn verbale duidelijkheid nog te wensen over), wel redelijk goed geleerd, met mijn bel-afkeer (ik weiger het bel-angst te noemen) om te gaan. Zo heb ik meer dan een jaar in een open kantoorruimte in Zwitserland gewerkt. Zo’n office-fabriek waar je met z’n vijftigen in dezelfde grote ruimte zit, enkel afgeschermd door van die winderige scheidingswandjes. En daar moest ik véél telefoneren. Zonder enige privacy. Wat een crime in ’t begin, maar uiteindelijk raak je toch een beetje immuun voor steevast meeluisterende collega’s. Wat mot, dat mot. Maar fijn is anders. Ook met familie en goede vrienden bel ik inmiddels zonder enige terughoudendheid (echt!). En voor alle overige nodige, zakelijke, organisatorische telefoontjes heb ik nog steeds mijn ‘briefjes’ waar op staat wat ik moet zeggen en vooral: wat ik niet moet vergeten. Maar hartkloppingen krijg ik er niet meer van.
Dus mocht je je afvragen waarom ik je zelden tot nooit ‘zo maar’ bel: het ligt niet aan jou, het ligt aan mij.
Ik typ de boel liever. Wat dat betreft ben en blijf ik een TrutteBel.
Herkenbaar, waar zijn de brieven gebleven?
Ja, gewoon een handgeschreven brief, dat is het mooiste wat er is.
Nee, nee, nee! Ik heb weer een min geplaatst ipv een plus.
Sorry! ++++++++
Hahahaha 🙂 Het is je vergeven hoor!! Fijn dat je ’t ff meldt 😉
Zo herkenbaar…ik heb de schurft aan bellen maar ook aan gebeld worden. Ook al is het mijn familie.
Ik kijk dan naar mijn mobiel en heb dan echt zoiets van; Moet dit ? Appen gaat mij veel beter af, net zoals rooksignalen, postduif enz. 🙂
Terug naar de rooksignalen!!! Ik ben voor! 😀
Hi Lou,
Al ben ik slechthorend, toch bel ik graag want ik kan exact horen hoe het met iemand is. Het fijne van bellen is voor mij dat het direct is. Ik haal er meer uit en meestal gaan we verder en dieper. Natuurlijk heb ik dat niet met iedereen. Zakelijk telefoneren is anders. Destijds was ik 17 jaar secretaresse en ik heb me wat afgebeld ook in open kantoorruimtes. Altijd een introotje dan to the point, samenvatting van wat afgesproken is en een leuke afsluiter. Tegenwoordig is bellen gewoon vervelend met al die menu’s vooraf en die gehaaide klantenservicemedewerkers. Voor moeilijke dingen kies ik gewoon een afspraak face to face. En verder app ik veel korte dingetjes. Ik word gek van all die icons en kan de betekenis niet vatten. Het is niet my kind of humor maar het is wel handig. Natuurlijk hou ik ook van schrijven. Ik gebruik nog regelmatig snailmail oftewel gewoon een kaartje met een berichtje. Mailen vind ik makkelijker dan lange brieven schrijven omdat ik nou eenmaal veel sneller op het toetsenbord kan rammen dan netjes schrijven. Op social media ben ik weinig maar ik doe wel een beetje mee met mijn blog en eigen bedrijfje. Tja dat was het zo’n beetje.
Groetjes,
Dorothé
Hey lieve Dorothé,
Ik snap je hoor. Ik moest en moet voor mijn werk ook heel veel telefoneren. Doe ik ook, inmiddels zelfs zonder terughoudendheid. Maar een hobby zal het nooit worden, dat bellen, dat uitgebreid om de dag aan de foon kletsen met vriendinnen, dat wildvreemden opbellen voor afspraken of het regelen van zaken. Ik heb eergisteren een uur met een techneut van de bank aan de telefoon gehangen omdat iets het niet deed, was prima te doen en leverde wat op. Maar dan nog houd ik niet van bellen. De afkeer blijft. Soms moet het gewoon, soms is het handig en snel. Maar toch schrijf ik liever 🙂
Ik ben net zo’n TrutteBel. Mensen vinden even bellen vaak ‘handig’ maar tenzij je elkaar op dat moment aan t zoeken bent snap ik niet wat er handig aan is.
Het enige handige eraan is, dat het snel is, denk ik. Je krijgt gelijk antwoord (als de andere partij op dat moment wil antwoorden, natuurlijk). Die zoekfunctie is inderdaad een voordeel 😀