Ik lig doodstil in het donker, ogen wijd opengesperd. Ik hoor hem. Ik hoor hem!! Het is verdorie midden oktober; hij had al lang dood moeten zijn. Niks is minder waar. Een meer dan levendig iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii…. bij mijn oor. Zou het eigenlijk wel een mannetje zijn? In dat geval hoef ik geen dik ochtendooglid te vrezen. Mannen steken niet. Mannenmuggen niet, in elk geval. Zeggen ze. Ik geloof er niks van. Volgens mij steken alle muggen. Of er zijn enkel nog zelf-reproducerende vrouwtjesmuggen overgebleven op aard. Dat kan ook.
Ik lig nog steeds doodstil, alle lichaamsdelen zorgvuldig bedekt met dekens. Behalve mijn gezicht. In het donker voel ik iets landen op mijn wang. Ik functioneer heel goed als lokdoos! Een ferme pets op de gevoelde landingsplek. Dan ’t licht aan. Geen platte mug op mijn handpalm… Ook geen platte mug op mijn wang. Wel een vuurrode vlek. Vervloekt beest.
Terwijl ik over mijn wang wrijf, vliegt er iets zwarts op mugachtige wijze voor mijn neus langs. Ik klap razendsnel en doelgericht in mijn handen. Wat een prachtige aanblik, zo’n geplette mug. En dat zónder bril!! Vergenoegd kruip ik weer onder de dekens. Licht uit. Did it.
Iiiiiiiiiiiiiiiiiii…. Godsamme! Nóg één! Hoeveel moet ik er nog killen om enige nachtrust te krijgen?
Licht weer aan. Aangezien mijn bril weer eens niet op mijn nachtkastje ligt, knijp ik mijn ogen tot spleetjes. Ik zie enkel wazige vlekjes op de muur en het plafond. Allemaal muggen, wat ik je brom. Ik ga rechtop in bed staan om de verdachte vlekken beter te bekijken, sla er met de vlakke hand uit voorzorg een paar plat. Geen muggen: de vlekjes blijven gewoon zitten en worden niet rood.
Ik mis meer dan ooit die man naast me in bed, die meer ziet dan ik. Die zich ridderlijk opoffert om midden in de nacht mijn herfstmuggen te vermoorden. Ik zal het toch echt zelf moeten doen. Eerst maar eens op zoek naar mijn bril. En naar mijn geweldige nieuwe aanwinst: de insectenvanger, een soort van tang met een doorzichtige ‘kop’ en een schuiflamelletje. Je plaatst het ding over het nietsvermoedende insect en duwt ‘m dicht, lamel onder de kont van het insect door. Voilá: de perfecte muggengevangenis.
Enfin. Met de insectenvanger in de aanslag ga ik weer op het bed staan. De lamp nu op vol vermogen, standje daglicht. Komt u maar, mismaakte misselijkmakende mug! Come to me. Schroom niet, ga zitten.
Prachtig ding, zo’n insectenvanger. Je kunt er van alles levend mee vangen en dan toekijken hoe lang het duurt voordat de gevangene crepeert, zo zonder eten. En vooral: zonder drinken. Natuurlijk doe ik dat alleen met de lastige, stekende misbaksels der schepping, zoals deze ongelukkige herfstmug.
Het duurde drie dagen.
Erg leuk om te lezen hoe doe Lokdoos van je zoveel muggen aantrekt!
Nu lijkt ‘doe’ nét een woord. Maar ik bedoelde: ‘die Lokdoos’, dat u het even weet! 🙂
ik snap ‘m, Teuntje! En ik, in mijn totaliteit, bén de lokdoos. Het is géén onderdeel van mij. Dat u het even weet 😉
Prachtig stukje weer, en, herkenbaar! 🙂