Onlangs stond er in het Brabants Dagblad een artikel over 30 dagen zonder alcohol. Ik ben voor een gezonde leefstijl en drink al zeker, nou, sinds ik me het kan herinneren eigenlijk amper alcohol. Toen ik uitging, ging ik steevast met een flesje water uit. En natuurlijk, op mijn 16e dronk ik heus wel wat bier, of tequila, maar nooit meer dan een stuk of 2-3.
Ik begreep en begrijp nog steeds niet, wat mensen er leuk aan vinden om te zuipen.
In de krant dus. De beste jongen is met zichzelf de uitdaging aangegaan en vond het meteen lastig in sociale situaties. Ik ben expert in awkward sociale situaties waar men verwacht dat je drinkt (of eet) omdat “het zo hoort.” De meest gehoorde uiting hierover is natuurlijk; “doe niet zo ongezellig, joh!” Deze is trouwens ook toepasbaar voor als je geen vlees wil eten, of een gebakje overslaat. Drank (of eten) staat gelijk aan gezelligheid.
Nou, I beg to differ.
Ontélbare feestjes heb ik inmiddels bijgewoond waarin ik – achter een glaasje sap o.i.d. – mensen steeds meer dronken zag worden. En folks, dat ziet er écht belachelijk uit. Nee echt, probeer maar eens een feestje bij te wonen als nuchtere. De verschillende stadia worden dan doorlopen met als meest irritante en voor mij hét moment om DOEI te zeggen; de emo-fase.
In deze fase, de naam zegt het al, wordt iedereen emotioneel. Er worden ineens uitspraken gedaan omdat alle remmen los zijn, er wordt gejankt, geknuffeld, ruzie gemaakt, etc. etc. etc. Hoe vaker ik deze vertoningen zag (want dat waren het echt, vertoningen, ik bedoel, de dag daarna was iedereen alles weer vergeten), des te meer ik werd bevestigd in het alcoholvrij door het leven gaan. Ik mis niks. Echt niet, ben al emotioneel genoeg van mezelf, zonder drank. Neen, dank u. Iemand zei ooit tegen mij; ‘hey, jij bent straight edge! Geen drank, geen drugs, vegetarisch?!’ Noem het wat je wil, maar ik doe er niet meer aan mee.
Een van mijn vele werkervaringen in de horeca, natuurlijk ook gerelateerd aan drank, was bizar te noemen. Ik mocht werken in een café/restaurant. Bleu als ik was, werd ik door mijn toenmalige vriend weggebracht en liep ik met een mengeling van zenuwen en zelfvertrouwen naar binnen. Een bruin café, druk, en te weinig personeel. Ik kwam als geroepen. De eigenaar zat boven, kwam wel even gedag zeggen, maar drukte meteen de snor.
Ik was overgeleverd aan de Goden. Oh ja, en aan de barman die me zou moeten inwerken. Ik werd achter de bar gezet, de barman in dienst, moest ‘even iets doen’ ergens anders en daar stond ik dan. Helemaal in mijn uppie, niet wetende hoe of wat, en als klap op de vuurpijl, was het bier op. Of ik even een fust wilde vervangen.
Ik raakte lichtelijk in paniek, de gasten ook want zij wilden BIER, en ik liep het hele café door om de beste barman rokend in het magazijntje aan te treffen. Ik viel tegen hem uit, en eiste de eigenaar te spreken. Blijkbaar zat hij boven, dus liep ik, toch ietwat angstig, de zoldertrap op en belandde in een klein kantoortje.
Jaren later wanneer ik er weer langs liep (ik verhuisde naar dat dorp) liepen de rillingen me nog steeds over het lijf. Mijn vriendinnetje wilde daar gaan lunchen, en verzekerde me dat de oude eigenaar weg was en het een heel fijn en lekker restaurantje was geworden.Ik zie het moment nog helder voor me. Hij, gezeten achter een houten bureautje met een felle lamp boven zijn hoofd, en ik, jong en bang, voor zijn neus. Ik deelde hem mede dat ik het geen porum vond dat ik niet eens werd ingewerkt, niemand me iets uit legde, zijn personeel gewoon stond te roken en ‘de nieuwe’ achterliet achter de bar zonder enige instructies. De man, duidelijk dronken, begon een heel verhaal af te steken over zijn financiële situatie, dat ‘ie in scheiding lag met zijn vrouw, dat hij het oh zo zwaar had etc. etc.
Het boeide me allemaal helemaal niks en het enige wat ik op dat moment dacht, was: ik MOET hier uit dit kantoortje. Wat ik heb gezegd om daar weg te komen, weet ik niet meer. Wel weet ik dat ik aangedaan naar de telefoon liep achter de bar (in de tijd van nog geen mobieltjes), mijn vriend belde en ben vertrokken met het goede voornemen om nooit meer terug te keren.
Drank maakt meer kapot dan je lief is (afgezien van het feit dat het ongezond is voor je) en dit is nog maar 1 van de 3731657 verhalen die ik kan vertellen over het dronkenschap.
Ik sla even over, doe mij maar een spaatje rood. Mét citroen, dat dan weer wel. Lekker gezellig!