Als ik mijn jongste zoon in de kleuterklas afzet, scan ik nog snel even het lokaal. Ik bekijk de nieuwe knutselwerkjes en tekeningen. Deze week hangt er weer een nieuw ‘zonnetje van week’. Iedere week mag één kind zich zo noemen. Alle andere kinderen moeten zeggen wat ze leuk vinden aan de uitverkoren klasgenoot. De juffrouw schrijft alle opmerkingen van de kinderen op een groot geel karton en in het midden prijkt de foto van het zonnetje.
De meeste meisjes vinden de klasgenoten mooi en lief. De jongens roemen de mede-kleuters meestal om hun/haar sport- of buitenspeelkwaliteiten. Die rolverdeling zit er al vroeg in. Om een discussie te voor komen: natuurlijk gaat dit niet voor alle kinderen op. Er zijn vast wel jongens die klasgenoten lief vinden en graag met poppen spelen. En meisjes die inzien dat rennen een belangrijke kwaliteit is en die graag zwaardvechten.
Maar dat herken ik hier niet. Mijn beide jongens hebben altijd een voorkeur gehad voor ‘jongensspeelgoed’. Als ik de speelgoedkast opentrek, moet ik oppassen dat ik niet bedolven wordt onder de legoblokken. En in het donker door huis lopen betekent hier heel voorzichtig je voeten neerzetten, om te voorkomen dat je rolschaatsend op een autootje de hal doorgaat. Ze hebben wel knuffels. De jongste wil ze nog wel eens liefdevol onder een dekentje leggen. Om diezelfde beer even later, zonder enige blijk van gewetenswroeging, als voetbal of kanonskogel te gebruiken.
Even terug naar het zonnetje van de week. Ik keek naar de foto van een schattig meisjes-meisje. Alle andere meisjes in de klas vinden haar lief, de meeste jongens kunnen goed met haar spelen. Tot zo ver niks bijzonders. Tot ik bij een van de laatste commentaren, van een mannelijk klasgenootje, aankom.
Ik denk dat zijn moeder hem probeert bij te brengen dat je beter niets kan zeggen, als je niks aardigs weet. Zijn vader heeft hem vast aanvullend advies gegeven toen moeder er even niet bij was. Ik zie ze zitten. Vader met een arm om zijn kleuterzoon. Hij fluistert zijn kleine nog snel even in: “jongen, luister. Soms kom je er gewoon niet uit en zit je vast. Dan moet je even bluffen en de aandacht afleiden. Begin gewoon over iets heel anders!”
“Wat vind jij leuk aan ons zonnetje van deze week?” Misschien wilde deze kleuter wel zeggen dat hij haar lief en mooi vindt. Misschien wist hij niks aardigs te bedenken:
“Euh… In de groene kliko moet GFT-afval.”