Een persoonlijk verhaal van onze Mirjam, naar aanleiding van “NON. NO. NEIN.”
Stoephoer – In mijn kruis getast
Overdag is het Scheepvaartkwartier een statige buurt. Na kantoortijd – en zeker na overwerk – is de elegantie ver te zoeken: seksclubs openen hun deuren en schorriemorrie bevolkt de straten.
Op de hoek wacht ik op lijn vijf.
Altijd hetzelfde liedje. Alsof ik de eerste de beste stoephoer ben, roepen automobilisten door hun open raam: ‘Hoeveel kost pijpen, schatje?’
‘Schoonheid, wat kost het om jou een uur te verwennen?’
Dat ik ieder oogcontact mijd, ontgaat ze.
De tram is leeg op vijf mannen achterin na.
Ik ga in het midden bij de deuren zitten. Alsof ik de stroop en zij de vliegen zijn, komen de ze op me af. Eén gaat naast me zitten, twee voor me en twee achter me op een bank. Ik kan geen kant op en voel me gemangeld. In mijn hoofd gaat het alarm van de eerste maandag van de maand af.
De kerels zijn zonder douchen de deur uitgegaan, hebben tatoeages, dragen korte mutsen en spreken Zweeds. Waarschijnlijk zijn ze afkomstig van het Zeemanshuis.
Ik spreek mezelf moed in: het zijn maar twee haltes. Zo belangstellend mogelijk kijk ik uit het raam.
Ineens voel ik een hand op mijn rechterknie. Terwijl mijn hart tegen mijn huig springt, roep ik tegen de kerel naast me: ‘Blijf met je poten van me af!’ en kijk hem met intense doodsverachting aan.
De Zweden proberen me na te zeggen en er wordt gelachen. Dit belooft een leuke rit te worden en hij is nog maar net begonnen.
De gluiperd naast me grijnst onaangedaan en legt zijn hand een stukje hoger.
Paniek laait op; ik heb het allemaal al eens meegemaakt. Ik moet weg! Ik moet onmiddellijk weg!
Nadenken is uitgeschakeld; ik handel puur uit overlevingsdrift. Ik spring overeind en geef mijn buurman met mijn elleboog een hengst in zijn gezicht. Hij is even overrompeld, waardoor ik vliegensvlug op de bank kan klimmen en over de kerel heen kan spingen.
Ik tril over heel mijn lijf en kijk naar de bestuurder.
Hij kijkt terug en negeert me.
Nu wil de zeeman verhaal halen. Terwijl de rest geamuseerd toekijkt, komt hij bij me staan. Hij loopt twee rondjes om me heen, grijpt me onverwacht van achteren beet en maakt wilde rijbewegingen waarbij zijn hand mijn kruis betast.
Tranen van onmacht springen in mijn ogen. Ik ben bang maar voel vooral woede. Tomeloze woede en die geeft me kracht. De tram staat stil voor het stoplicht en ik grijp deze kans met twee handen. Ik worstel me los, doe twee stappen vooruit en trap net zolang tegen de tramdeuren tot ze open gaan.
Bij het uitstappen struikel ik over mijn eigen benen. Ik krabbel overeind en kijk achterom: de Zweden twijfelen, maar besluiten de achtervolging in te zetten. Ik weet al waar ik naartoe wil en trek een sprint.
Vierhonderd meter verder trek ik de deur van een tijdelijke politiekeet op het Eendrachtplein open. Rechts staat een prullenbak, ik buig voorover en gooi mijn avondeten er uit.
Met een papieren zakdoek veeg ik m’n mond af. Blijkbaar gaan hier vaker mensen over hun nek want de agente achter de balie vraagt zonder blikken of blozen: ‘Wilt u een glas water?’
Ik knik.
Het glas drink ik in één keer leeg. Ik haal diep adem en wil iets zeggen maar breng alleen gestamel voort. Ik sla een hand voor m’n gezicht. Het laatste wat ik wil, is huilen.
Uiteindelijk mompel ik: ‘Mannen…ze vielen me lastig.’
‘Wilt u aangifte doen?’ vraagt de vrouw vriendelijk.
Ik schud nee. ‘Wilt u met me meelopen naar het metrostation?’ vraag ik.
Ze houdt de deur voor me open en we lopen naar buiten. Het plein is zo goed als verlaten.
We lopen de trappen af naar beneden en zien dat ook het perron leeg is. De metro komt er al aan.
De agente wacht tot ik ben ingestapt.
De volgende dag op m’n werk vraag ik of ik voortaan na overwerk een taxi naar de metro mag nemen, omdat ik ben “lastiggevallen.” Voor het antwoord heeft de onderdirecteur geen bedenktijd nodig.
‘Ga lopen,’ zegt hij, ‘het zijn maar twee haltes.’
Ik had elk antwoord verwacht, maar niet dit. Prompt val ik stil en sta daar te staan.
Hij kijkt me geïrriteerd aan. Zijn blik zegt: wat doe je hier nog?
Mijn tong doet het weer en ik zeg: ‘Ik hoop dat uw dochters een betere werkgever treffen,’ en loop weg. Jammer dat de deur een dranger heeft, anders had ik ‘m achter me dicht gesmeten.
Huilend trek ik me terug op het damestoilet.
# wij overdrijven niet
Wat een dweil, die trambestuurder. Ik trof gelukkig vaak behulpzamere mensen. Wat een machteloze eenzaamheid. Sterkte lieffie.
*zei ik dat ‘gelukkig vaak’ nou echt?! Hoe ga ik mijn 11 jarige dochter ooit loslaten?!*
ja, inderdaad. Hoe ga ik mijn 11-jarige dochter ooit… (same here)
Ik ben blij te lezen dat jij wel behulpzame mensen trof. Ik trof ze niet, maar dat kwam doordat ik mijn mond destijds niet eens open durfde te doen over wat er gebeurde, omdat ik enkel ongeloof verwachtte (ik gaf dus niet eens iemand de kans om me te helpen 🙁 ).
Mijn dochter zit momenteel in Finland ivm een uitwisselingstraject van het Erasmus. Ze is 20.
Deze ervaringen maakten het extra moeilijk om haar los te laten. Maar jonge vrouwen lopen overal risico; ongeacht waar ze wonen.
Dit verhaal (en alle andere) kent ze trouwens niet. Niemand.
Bedankt voor je reactie, Sabine.
Ik vind het meest stuitende hieraan dat de mensen wegkijken… de bestuurder deed niks (te bang? of er gewoon al aan gewend dat dit in zijn tram gebeurt?), je chef vind je eigenlijk een aanstelster (‘Ga maar lopen’) en ondertussen lopen die 5 mannen de volgende lastig te vallen en aan te randen. Ik kan er met de pet niet bij. Gelukkig deed de politieagente nog wat ze moest doen: jou helpen. (al zou ik wél aangifte hebben gedaan, dat wel. Alleen al het vertellen en het op (laten) schrijven kan jou al helpen bij het verwerken, ook al wordt er verder geen bal mee gedaan).
Aangifte doen kon ik niet. In mijn jeugd heb ik geleerd dat ik niemand kan vertrouwen en geheimen maar bij één persoon veilig zijn: mezelf.
Ik weet nog steeds niet door wie ik me het meest in m’n kruis getast voelde: door de Zweed of mijn werkgever.
Ik had geluk dat de politiekeet daar stond…
Lieve groet.
Dat maakt het nóg verdrietiger :'( Dat je dit overkomt, is al traumatisch genoeg. Dat je vanuit je verleden ook niemand meer in vertrouwen durft te nemen, is helemaal verdrietig. Inderdaad een geluk dat die keet daar stond, moet er niet aan denken wat er anders nog meer had kunnen gebeuren 🙁 🙁 Heel veel hugs voor jou (gewoon nog meer). xx
Kun je überhaupt nog naar je werk, als je daar zo schofterig bent behandeld? Aangifte doen was toch beter geweest, omdat je dan mooi een kopie daarvan onder de neus van je werkgever had kunnen laten ploffen. Ik weet in elk geval wel dat het voor mij een signaal zou zijn om eens wat vacaturesites te gaan bezoeken. Wie je nog vertrouwen kunt? Die enkeling die het keer op keer bewijst dat vertrouwen waard te zijn. Ik heb het geluk daar een paar van in mijn leven te hebben, ik wens je hetzelfde toe en veel kracht om deze nare ervaring te verwerken.