Mijn lief heeft een heel groot huis. Een groot woonhuis, zeg maar, met een gigantische aanbouw, waar hij aan het einde zijn slaapkamer heeft. Beneden dus. Als mijn meiden en ik daar slapen, slapen zij boven en ik dus ook, want anders hoor ik ze niet als er wat is.
Boven zijn twee grote slaapkamers. Eentje voor hen en eentje voor mij. Met een balkon. Wat fijn is, want zo kan ik soms, als ik daar zin in heb, s’avonds voor het slapen gaan even stiekem een sigaretje roken op balkon. Wat is stiekem? Ik bedoel, als ik wil roken, dan rook ik, maar hij vindt het goor dus beloofde ik al 600 keer dat ik zou stoppen en dan deed ik dat braaf een paar weken en dan weer niet en dan moet ik de hele riedel van “geen ruggengraat” en “stinkbek” enz. weer aanhoren. Dus om dat te voorkomen, roken we soms ff stiekem. Bovendien zegt hij één sigaretje drie weken lang te ruiken, maar weet hij van niks, dan ruikt hij ook niks. Dus zeg ik liever niks.
En dat gaat mij dus altijd mis!
Van de zomer nog, toen ik daar om twaalf uur s’nachts ff buiten stond te genieten van de zwoele nacht en ik de peuk met een behendige (dacht ik) zwiep niet ver weg de straat op schoot, maar recht naar beneden liet vallen. In het kunst gras. Kut. Rennen dus. In nachtpon, op blote voeten, stel je voor dat het dure gras weg schroeit. Ging nét goed.
Beter dan afgelopen zaterdag, in ieder geval. Niet in nachtpon, maar met pyjama in wintervest en blote voeten in de Uggs. God, wat was het koud. Net nu ik dit keer wél behendig was in ’t peuk wegschieten en me triomfantelijk omdraaide om weer naar binnen te gaan, vloog de schrik me om het hart. Deur dicht. Driewerf kut. Er zit namelijk geen klink aan de buitenkant.
Oh man… niet weer. Hoe dom kun je zijn? Het was me al eens eerder gebeurd. Toen stond er een raam op een kier en kon ik me daardoor naar binnen wurmen. Weliswaar dikke blauwe plek op mn kont van de punt waarmee je de scharnier vastzet, maar ik was in ieder geval weer binnen. Nu niet. Raam was dicht.
En nu? Roepen was geen optie. Zouden straks ook de buren wakker zijn. Die afgang bespaarde ik mezelf. Dan maar naar beneden klimmen. En daar ging ik. En terwijl ik daar onderaan het balkon hing en de afstand tot het kunstgras ineens veel groter leek dan zojuist, bekroop me ineens zo’n heerlijke sensatie. Ik was ineens weer 17. Het huis ontvluchtten om stiekem even weg te gaan. We deden niks bijzonders, maar het gevoel van vrijheid en de adrenaline kick daar ging het om. Ik kreeg spontaan een lachkick en viel naar beneden. Niet hard gelukkig. Ging weer nét goed.
Tja, daar stond ik dan, in de voortuin. Nu nog terug naar binnen zien te komen. O ja, ook nog even over de ijzeren poort met die punten. Dat was wat minder met Uggs aan. Via de ton dan maar. En daar ging ik weer. Nu iets minder enthousiast, want zo’n punt in je kruis krijgen, is niet echt een prettig vooruitzicht. Ging weer net goed. Ik verbaasde me over mijn eigen lenigheid.
Volgende probleem: hoe binnen te komen. Hmm, hondenluik? Gelukkig gingen ze niet blaffen. In plaats daarvan kreeg ik een lik langs mijn wang. Lekker. Not. Jemig, toch niet zo lenig. Ook niet zo slank meer. Ik zat vast. Vest is te dik. Terug. Vest uit. Hemel, k-k-koud. Naar binnen en gauw op de tenen weer naar boven. Hè hè, ik lag weer. En ik lag in een deuk. In m’n eentje.
Zo veel moeite en allemaal voor niks. Want ook mijn lief leest deze stukjes…. Zucht.
Toch weer door ’t stof dus…