Jan, Jans en de Kinderen. Kent u ze nog? De chaos-huishouding die (helaas sinds 19 januari jl. wijlen) Jan Kruis op papier zo prachtig neerzette. Wel: ik heb ook zo’n huishouden. Weliswaar woont mijn ‘Jan’ een klere-eind verderop, heb ik geen grote rooie kater en evenmin een Catootje en een Karlijn. Maar ik heb wél een Catootje en een Jeroentje. Verder is de chaos hetzelfde.
En ik ben dus ook typisch een ‘Jans’: zo’n uiteindelijk vrijgevochten, van origine best traditionele moederfiguur. Een vrouw die bij tijden ten onder gaat in de (extern of zelf) opgelegde huishoudelijke plichten, die ze wederom niet als plichten maar als ‘gelegenheden’ ofwel ‘opportunties’ ervaart. Die vrouw die liever honderdduizend andere dingen doet dan schoonmaken en opruimen. Ik ben trouwens, net als Jans, ook niet blij met mijn haar/kapsel en maak me continu zorgen om mijn gewicht, maar dat terzijde.
Jans dus. Jans Steen. Niet Tromp. En zo ziet het huishouden er hier ook uit. Onze zuster Klivia zou hier nevernooitniet een voet over de drempel zetten, bij gebrek aan ‘schoon genoeg’.
Zo heb ik een pesthekel aan stofzuigen: ik bezem alle vloergelegen rotzooi bij elkaar in een hoek tot ik een kleine Mount Everest in de stofzuiger moet proppen. En ik heb een zo mogelijk nóg grotere hekel aan strijken. Dat doe ik dan ook gewoon helemaal niet. Toen ik hier 2,5 jaar geleden ging wonen, heb ik pro forma een strijkijzer en een strijkplank aangeschaft. Die heb ik in al die tijd één keer gebruikt: in combinatie met bakpapier, om de strijkkralen van mijn Catootje aan elkaar te strijken. En verder koop ik enkel kleding die ik niet (echt) hoef te strijken. Of die meteen glad is als ik ’t kledingstuk aantrek (wat bij mijn formaat al heel snel het geval is).
Ik heb geen schoonmaakschema. Ik maak iets schoon als het overduidelijk godsgruwelijk smerig is. Maandag, wasdag? Wasda? Ik was pas als er niks aantrekbaars meer in de kast ligt. En op dat moment kun je hier heel lang wachten, want kasten uitmesten is ook niet aan mij besteed. Hét moment om wat schoon te maken: als er bezoek aangekondigd is. Vooral als mijn mama langs komt. Ja, dan moet er wat gebeuren. Dit vooral om te voorkomen dat ze die luttele uurtjes dat ze hier is, mijn hele huis stante pede gaat poetsen omdat ‘het zo écht niet langer kan’.
Bij mij ligt dan ook overal wel wat. Schoolboeken en etui’s van de kinderen, vaat – schoon en vuil – op het aanrecht, tigmiljoen mobieltjes/oplaadkabels en andere elektronische zooi, lege plastic ziploc-zakjes die ik nog schoon moet maken, verfspullen en half affe schilderijen, lege flessen, TV-/DVD-/Wii-afstandsbedieningen (met zorgvuldig op de grond in het rond gestrooide lege batterijen), vuile was (in de kinderkamer), schone was (in wasmand in de hal), sleutels, pennen, postophaalbriefjes, een half glas overgebleven smoothie, you name it. Een zootje dus. Lekker. En dan heb ik nog niet eens huisdieren; zelfs mijn dwerggarnalen hebben mijn totale gebrek aan schoonmaakgenen niet overleefd.
Al deze chaos wordt prachtig weerspiegeld in mijn keukengerei-lade: da’s mijn privé-grabbelton. Soms vind ik dan ineens dingen waarvan ik niet eens wist dat ik ze nog had. Een soort van kleine cadeautjes in een spannende grabbelberg van broodkruimels, elastiekjes en scherpe messen.
Ik, de multitasking chaosmanager bij uitstek, krijg dan ook een jeukende allergische uitslag van al die huishoudplanningssites als Plan-Point Home Assistance , FlyLady of Stofzuigerzen.
Gewéldige tips, hoor, echt.
“Schrijf alles op.”
Tja, dat doe ik al. In mijn Evernote, in mijn agenda, in mijn digitale Postit-appje, in mijn texteditor en in mijn Things. En zelfs op real life papiertjes, die ik vervolgens nevernooitnietmeer terug kan vinden.
“Plan je huishouden op vaste momenten.”
Echnie. Op de vaste momenten werk ik. Of ik slaap.
“Doe het samen.”
Wat in mijn geval dus betekent: met de kinderen. Wel: die doen wat ze moet doen: hun eigen rotzooi opruimen, de vaatwasser inruimen, bezemen/stofzuigen, helpen met koken en de tafel dekken. Maar wanneer ze om half 4 uit school komen en om 5 uur eindelijk hun huiswerk afhebben, hoef ik écht niet nog even enthousiast roep dat ze nu dan de was kunnen doen en de badkamer schoon mogen maken. Dan heb ik oorlog.
Maar vertel eens. Hoe vaak maak JIJ je wc dan schoon? Om de drie dagen? Elke dag? En stofferen of dweilen? Doe je dat allemaal regelmatig of zelfs gepland, op een vaste dag? Ik niet. Ik doe het pas als het écht nodig is. Ik stoffer (een beetje) als de stofmuizen in kuddes ronddartelen of mijn zoon vaker dan 6x achter elkaar moet niezen. Ik dweil als ik – na het morsen van ‘iets’ – over de vloer veeg met een vaatdoek en denk: oh ja, mijn laminaat is lichtgrijs, niet zwart. Ik maak de badkamer schoon als ik vermoed dat ik er viezer uit ga komen dan dat ik erin ga. En dan het liefst wanneer ik ‘m gebruik: de douche tijdens het douchen, de wasbak tijdens het tandenpoetsen, de vloer rond/onder de wc als ik erop zit (en niet wat dringends op m’n foon aan het doen ben). Hartstikke handig en tijdsbesparend.
Máár: ik (ver)wissel mijn vaatdoek en mijn onderbroek wel elke dag.
Kopje koffie, iemand?
Om bovenstaande redenen ben ik idd blij dat we altijd op neutraal terrein afspreken 😉
Ja, lekker.
Ik heb een hulp die een keer per week de basics schoonmaakt. Dat scheelt gemoedrust.
En ik heb ook zo’n la én zo’n aanrecht. Die op maandag netjes is en op maandagavond weer een puinzooi.
En toch roept mijn kind dat ik ‘het altijd zo netjes wil’. In afschuw..
Hoe herkenbaar! De enige vaste momenten die we qua schoonmaken hebben zijn de zaterdagen dat L of M de badkamer doen. De rest doe ik als het zo uitkomt.