Vandaag mag mijn moeder zeventig kaarsjes uitblazen.
Een aantal jaar geleden was het nog heel onzeker of ze dit zou redden. Ze ging naar het ziekenhuis voor een hartfilmpje en een fietsproef. Ze was al een tijd benauwd, buiten adem als ze een stukje liep, niet helemaal lekker. Niet ernstig genoeg om je zorgen over te maken. Deze onderzoeken zouden gewoon voor de zekerheid zijn.
Het hartfilmpje werd gemaakt en gelijk gingen alle alarmen bij af. Ze werd in bed gelegd en aan allerlei apparatuur aangesloten. Inspanning was nu uit den boze, de fietsproef overbodig. Er volgden nog wat onderzoeken en enkele dagen later een operatie. Na de operatie had het bloed van mijn moeder andere wegen om bij haar hart te komen en kon het aansterken beginnen.
Mijn moeder was hard voor zichzelf: niet aanstellen, wat moet dat moet. Zo is ze altijd al geweest en zo is ze nog steeds. Ze gaat niet bij de pakken neerzitten, maar pakt aan. Soms was ze ook zo naar ons toe. Als wij ingeënt werden, vieze fluor moesten happen of iets ander moesten doen waar we als een berg tegen op zagen, dan was haar regel: ‘Niet piepen. Doen! Dan ben je er zo vanaf.’ En ze had gelijk. Ik ben er niet slechter van geworden in ieder geval.
Maar mijn moeder was, en is nog steeds, een van de liefste moeders die je je kunt wensen. Als ik ‘thuis’ kom voor een bakje koffie is er altijd nog wel iets lekkers. Mee eten; dat kan altijd. Het is nooit te veel moeite, ook al slooft ze zich uit. Mijn beker of glas blijft nooit lang leeg. “Mam, blijf maar even zitten ik heb mijn glas net pas leeg,” betekent voor mijn moeder “Ik verga van de dorst, schenk alsjeblieft nog eens wat in.” Kleine porties bestaan niet voor haar. “Maar mama, dat is echt geen klein stuk!”, wordt beantwoord met “dat lust je toch zo graag” of “laat maar staan wat je niet op kan.” Wie het huis van mijn ouders verlaat met een honger- of dorstgevoel, heeft dit helemaal aan zichzelf te danken.
Klagen over de rotzooi in mijn eigen huis doe ik niet. Ze zou namelijk gelijk aanbieden om te komen helpen. En helpen, dat doet ze al zo veel. Ze haalt mijn kinderen op uit school als dat nodig is, past op tot we klaar zijn met werken. Dan krijgt de oudste een beker warme chocomel met zelf geklopte slagroom, de jongste een beker appelsap. Er wordt gepuzzeld en gekleurd aan de grote tafel. Mijn jongens hebben het daar goed.
En ze geeft advies. Wanneer ik twijfel wat ik moet doen omdat één van de kinderen ziek/gevallen/vervelend is, dan bel ik mama. Als ik niet meer weet hoe ik draadjesvlees moet maken, vraag ik het aan haar. Ik hou mij dan redelijk aan haar richtlijnen, alleen gaat er bij mij een scheutje rode wijn bij in. Maar zelfs al volg ik sommige recepten tot op de milligram nauwkeurig, dan nog zijn er gerechten die niemand zo lekker kan maken als mijn moeder.
Mijn moeder viert vandaag haar zeventigste verjaardag. Ik vier het met haar mee. Ik proost op haar zeventig jaar. Ik proost op mijn Mam. Ik proost op de mooie momenten die nog komen gaan.