Toen ik nog jong en elegant was, werkte ik bij een Engels handelsbank. Nee, de naam zegt je toch niets. Eens, op een niet zo ‘n heel goede dag, zou er een VIP van het hoofdkantoor uit London komen. Wij hoefden niet met hem te praten, alleen zorgen dat de afdeling er onberispelijk uitzag: ordners in het gelid, geen koffiebekertjes op de bureaus en – most of all – geen etenswaren in het zicht.
De Very Incontinent Person zou op woensdag komen. Hoe laat was onbekend, want de Mister was afraid to fly en kwam met ferry en train. No kidding. Het maakte ons allemaal geen sodemieter uit. In het ergste geval zou hij onze afdeling passeren, op weg naar de boardroom om slappe thee met melk te drinken. Let wel: op woensdag, hè? Dinsdag beloofde een dag als alle andere te worden.
Achter een smeedijzeren hek en kogelvrij glas van de kas, stonden drie betaalapparaten. Myra voerde daarop alle betalingen zo razendsnel in dat de blaren op haar vingertoppen stonden. Ik hoefde ze daarna alleen nog maar een beetje na te kijken en de vele miljoenen over te maken. Plakje cake, mensen.
In de kas was het meestal niet te harden, waardoor we de deur met een liniaal of stoel op een kier zetten. Strictly forbidden maar who cares?
Tot één uur was het racen, daarna was er een moment voor mezelf: een moment voor Moccona. Ik ontvluchtte de kas en liep naar mijn vaste werkplek. Zelfs toen had ik al een talent in moeilijkheden te komen, want doodnormaal kattenkwaad moest altijd kunnen. En wat lag daar op het bureau van de chef? Vier smakelijke boterhammen in een doorzichtig plastic zakje. En hij maar volhouden dat er niets eetbaars in het zicht mocht liggen.
In een plotselinge opwelling van stoutmoedigheid, zou ik me eens van mijn goede kant laten zien en de chef een handje helpen met het hanteren van zijn eigen regels. Ik pakte een handje paperclips en knoopte een ketting. Even passen of-ie lang genoeg was… Nog een snelle blik of de kust veilig was. Ik zag niemand. Nou ja, een sollicitante op het bankje in de hal, maar als die een verkeerd beeld van de bank kreeg, was dat toch niet zo heel erg?
Ik schopte mijn pumps uit en op kousenvoeten klom ik op het bureau van de chef. Het ene uiteinde van de paperclipketting prikte ik in het gaatjesplafond en aan het andere einde hing ik het zakje brood van de chef. Het liep gesmeerd, al zeg ik het zelf. Daarna ging ik er eens goed voor zitten met een bruine boterham.
Van ver hoorde ik een luidruchtig gezelschap bitch by bitch dichterbij komen. Vast die geldmakelaars van de tweede. Altijd dezelfden. Happens all the time onder lunchtijd. Ik nam een extra grote hap brood.
Suddenly kwam een complete delegatie de afdeling op lopen. In hun midden liep een korte, dikke snuiter in een krijtstreeppak. Very British.
Do I know you? vroeg ik me af.
Hè? Het was vandaag toch geen woensdag?
Shit! Daar zat ik: met mijn billen op het bureau van de chef, voetjes op zijn stoel en de deur van de kas wagenwijd open. Oh. My. God. Ik voelde de vrees voor moeilijkheden vormelijk in me groeien.
Zijne Doorluchtigheid keek me met nauwelijks verborgen ergernis aan. Zo jong – zal hij ongetwijfeld gedacht hebben – en dan al een mislukking. Totaal geen gevoel voor humor, die Engelsen.
Ik verslikte me en kreeg een hoestbui.
Myra hoorde ik een extra pufje nemen.
Mijn chef staarde treurig naar zijn middagmaal. Hij was not amused.
De Mister zag het brood niet hangen.
Ik wel het zwaard van Damocles.

bron: commons.wikimedia license CC0 (public domain)