Het begon al vroeg vandaag. Voordat het vanochtend tijd was om naar school te gaan, had ik al de meest wilde fantasieverhalen gehoord. Maar brood eten of tanden poetsen; ho maar. En als ik ze dan eenmaal aan het tandenpoetsen heb, gaat het gekwek gewoon door. Er komen vandaag meer witte tandpasta-stippen op de spiegel dan anders.
Na een paar uur stilte, begint het tussen de middag gewoon weer opnieuw. De ene vertelt honderduit over zijn zandbakavonturen, terwijl ik zijn boterham smeer. Zo gauw als de andere binnen komt steekt hij van wal met een verslag van die ochtend. Zeer gedetailleerd. “Ik heb eerst mijn jas op gehangen, mijn fruit en drinken uit de tas gehaald en toen ben ik de klas in gelopen. Daar kwam ik die en die en die tegen en vervolgens hebben we dit, dit en dat gedaan.” Ook voor hem zet ik een boterham neer en een glas drinken.
“Jongens, eerst eten en daarna kunnen we weer praten.” Anders komt er nooit een hap of slok door de kelen. Ze zitten vandaag duidelijk op de praatstoel. Ze hebben het eten binnen mum van tijd op en besluiten hun verhalen in een canon-uitvoering op mij af te vuren. Ik word er geen wijs uit. “Houd alsjeblieft even jullie mond!”
Beide kijken mij aan, zijn even stil. Heel even en beginnen mij daarna de les te lezen. “Oh mama! Dat mag je niet zeggen.” “Nee, dat mogen wij ook nooit tegen jou zeggen.” Dit kunnen ze wel netjes om de beurt doen. Ze zijn het roerend met elkaar eens en laten elkaar zowaar uit praten.
Ik zucht. “Luister eens jongens,” begin ik en ik leg ze uit dat het voor mij onmogelijk is om beide verhalen tegelijkertijd aan te horen. Dat ik het gewoonweg niet kan volgen, maar dat ik dat wel graag wil. Het klopt dat ik er niet blij van word als ze tegen mij zeggen dat ik mijn mond moet houden, omdat ik dat niet netjes vind. Maar soms moet ik het zeggen, omdat ik er anders nooit tussen kom. En ik ben De Mama, dat ligt toch nét iets anders.
“Nou, dan laat maar. Dan vertel ik toch niets meer,” zegt de oudste. “Ik ook niet!” roept de jongste en gaat demonstratief naast zijn broer staan. “Och jongens, dat bedoelde ik toch ook niet,” antwoord ik enigszins geïrriteerd. En weer ontsnapt er een zucht. Dan niet, denk ik en ik breng de borden naar de keuken.
“Maar dat van mij is wel heel belangrijk, mam. Ik moest het van de juf zeggen,” begint de oudste die naast mij is komen staan. Zijn broertje vindt deze actie duidelijk niet kunnen. Het is nu ieder voor zich. “Wat ik wil vertellen is óók belangrijk.” Voor ik het weet zijn we weer terug bij af. De twee verhalen vervormen tot één woordenbrij. Ik kan er maar weinig van maken. Af en toe herken ik een “mam” of hoor ik een stilte. Ik knik, ik lach, ik begrijp er niks van.
Ze zijn precies op tijd klaar om de jassen weer aan te trekken en naar school te gaan. Nu maar hopen dat ik geen toestemming voor iets onmogelijks heb gegeven en dat de juf een mail stuurt als er echt iets belangrijks is.