Gisteren bracht ik een bezoekje aan het plaatselijke ziekenhuis.
Om mijn borsten te laten pletten tussen twee platen.
Al wachtende tot ik aan de beurt was om me te laten martelen, moet ik in alle eerlijkheid bekennen dat ik toch wel een beetje nerveus was. Ik ben geen ziekenhuisheld. Ik werk in een huisartsenpraktijk en zie de meest vreselijke zaken voorbij komen, maar zelf heb ik – halleluja – amper wat gehad.
Ik heb een kind gekregen en ik ben ingeknipt. Zonder verdoving. ‘Voelt u niks van hoor mevrouw. We doen het op een hoogtepunt van een wee’. My ass dat ik er niets van voelde. Idem dito van alle plusminus 3000 hechtingen die ze er daarna in regen. En van de wéken daarna, toen het voelde alsof ze mijn ganse vagekukje drie maten te klein hadden dichtgenaaid. De eerste keer fietsen was ook geen pretje. En met traplopen een tree overslaan heb ik daarna nooit meer gedaan. Uit angst voor inscheuren.
Ik heb wel eens, vanwege een MRI, contrastvloeistof tussen mijn heupgewricht ingespoten gekregen. Heeft u enig idee hoe dik en hoe lang die naald is? Ongeveer een satéprikker, denk ik. En ze jassen ‘m er – hoppatee – zó in. Zonder verdoving. Ik doorstond de hele procedure wonderbaarlijk goed, al zeg ik het zelf. Tot ik van de bank afstapte en een röntgenfoto zag van mijn eigen heup, met daarin die joekel van een naald die eruit stak. Het zweet brak me uit. Ik kwam weer bij omdat de verpleger met een nat lapje mijn voorhoofd aan het deppen was. ‘Wakker worden mevrouw Klivia!’ zei hij. Enigszins geamuseerd. Omdat we daarvoor net besproken hadden dat doorgaans alleen mannen tegen de vlakte gaan tijdens die injecties.
Zucht.
Kortom: ik ben geen held.
Ik heb ooit één keer eerder een mammografie laten maken en vond het geen pretje.
‘Gaat het goed mevrouw?’ vroeg de verpleegster toen aan me. Op mijn niet heel overtuigend bevestigende antwoord, antwoordde zij ‘we zitten nu al (onderstreping toegevoegd) de helft qua druk. Ik werd echt even niet goed.
Gisteren werd ik ook niet goed. Van het wachten alleen al. Van de spanning die zich opbouwde. Van de sfeer in een ziekenhuis. De geur. Alles bij elkaar.
Ping! Op het scherm lichtte mijn R197 op en ik mocht naar hokje 14.
Ik deed de deur open en daar stond een hele blije verpleegster. Die me verzocht de bovenkleding uit te trekken en te wachten tot ze me kwam halen.
En daar sta je dan. Met je nakende voorgevel. In een hokje met zulk onflatteus licht dat ik overal plekjes en pukkeltjes zag. En haar. Veel ongewenst haar.
En toen mocht ik. Eerst links, toen rechts, toen weer links en toen weer rechts. K U TEE was het, echt. Ik staarde naar beneden en wist niet dat ze zó plat konden zijn. Het voelde alsof ze zo van mijn borstkas werden afgerukt. Wat een gemeen onderzoek is het toch. Driewerf bah!
Mijn borsten waren boos. Intens boos.
Ik troostte ze maar met een zak drop.
Ik moet ze namelijk wel te vriend houden.
Ik houd van mijn borsten.
En daarom deed ik ze dit aan.
Maar ze zien het zelf (nog?) niet zo helaas…
Dit blog is tegelijkertijd ook te vinden op Kliefjes eigen stek.