Er komt muziek uit de grote hal en ik zie een hoop mensen om een grote bak heen staan. Eenmaal dichterbij zie ik twee schattige lammetjes die de fles krijgen. “Het stinkt, ik wil hier weg,” roept een mevrouw. Ik loop verder naar het huisje en mama rent blij op me af. “Ga je even mee naar buiten? Er zijn hele lieve lammetjes.” “Nee,” antwoordt ze. De verzorgster zegt dat een vrijwilliger net ook al geprobeerd heeft om mama mee te krijgen, maar ze wilde op de hoek al weer terug. Ik help mama toch in haar jas en pak haar hand. Onderweg groet ze zwaaiend verschillende mensen. In de grote zaal komt haar huisgenoot dansend op haar af. Mama begint te stralen en we dansen samen mee. Zo dansen we langzamerhand richting de lammetjes, ze maken echter niet veel indruk op haar. Ze kan nog wel zien maar als je haar ergens op wijst lijkt het alsof ze er dwars doorheen kijkt, bijna als een blinde. Alsof ze soms geen betekenis meer kan geven aan de beelden die ze ziet. Ik pak haar weer vast en we dansen nog even. Mensen om ons heen lachen om onze enthousiaste bewegingen.
Het fijne van zo’n plek waar alleen maar demente mensen wonen, is dat niks vreemd is. Je kunt dansen, springen, zingen, gekke bekken trekken, niemand kijkt nog ergens van op. Ik vind zelf ook niks meer gek. Wat me wel opvalt is hoe enorm veel verschil er is in uiting van de dementie. Mama herkent bijvoorbeeld nog iedereen, ook mensen die ze nog niet zo lang kent maar een gesprek kun je niet meer met haar voeren. Een huisgenoot van haar vergeet alles maar je kunt met haar een hele uitgebreide conversatie hebben en los van de afasie merk je niks aan haar tijdens zo’n gesprek. Totdat je precies hetzelfde gesprek tien minuten later ook weer kunt voeren. Een andere mevrouw spreekt mij steeds in een andere taal aan. Ze spreekt accentloos Nederlands, Duits en Engels en elke keer is één van die talen dominant en begrijpt ze de andere twee talen niet meer.
Ik ben ooit begonnen met mijn mama-blogs omdat ik wilde laten weten hoe het echt is om een demente moeder te hebben, en omdat ik mij niet meer wilde schamen. Ik schaam me inmiddels niet meer. Doordat ik niks meer vreemd vind, durf ik zelfs meer. Toch blijft er één vraag die ik soms krijg waar ik grote moeite mee blijf houden: ‘Ben je niet bang dat jij ook dement wordt?’ Opvallend is dat deze vraag slechts wordt gesteld door mensen die ik nog helemaal niet zo goed ken. Ik antwoord altijd dat ik er niet bang voor ben. Standaard volgt dan een reactie in de trant van: ‘Maar het kan toch erfelijk zijn?’ Ik weet nooit wat ik met zo’n uitspraak moet. Overduidelijk hebben ze ooit zoiets gehoord, maar hebben ze zich er niet echt in verdiept. Toevallig heb ik dat wel gedaan en bepaalde vormen van dementie zijn inderdaad erfelijk, maar in de meeste gevallen is dat dus niet zo. Net zoals bepaalde vormen van kanker erfelijk zijn, maar in de meeste gevallen kan ook niemand voorspellen waardoor de één het nou wel krijgt en de ander niet.
Ik zou me er niks van moeten aantrekken. Toch komt door zo’n vraag die schaamte van het begin weer enigszins terug. Bang dat ze mij raar vinden omdat mijn moeder dement is. Bang dat ze denken dat ik ook ooit zo word en ze dus beter niet met mij om kunnen gaan. Ik schaam me op zo’n moment niet eens voor mama, maar eerder voor mezelf. Aan de andere kant weet ik dat haar ziekte mij alleen maar een beter mens heeft gemaakt. Ik durf meer, op alle vlakken.
Iedereen zou eens moeten dansen om een bak met lammetjes. Daar wordt de wereld een stuk positiever van.
Kleine correctie: iedereen zou eens moeten dansen. Daar wordt het een stuk gezelliger van.