Alsof het gisteren was zie ik je staan. Je schouders recht, duimen op je gebalde vuisten en je blik strak vooruit. Je keek me niet aan, maar je wist dat ik er was. We waren er allemaal, je hele familie. De vlag wapperde, muziek klonk, je deed je belofte. Niet alleen jij maar ook ik kwam die dag in een andere wereld terecht. We hadden toen niet kunnen vermoeden wat een impact dat op ons beider levens zou hebben.
Handig was je, technisch en je hart lag bij alles wat reed. Wat kapot was kon je maken en het was een logische stap dat je koos voor een technisch beroep. In mijn ouderlijk huis werd er veel gesproken over de toekomst. Die van jou en die van mij. Want pap wilde ook het beste voor de jongen die van zijn dochter hield. Die dochter was al aan het groen gewend. Wapperende camouflage aan de waslijn, het gestamp van zware kistjes, wapens, knutselen met zus op de kazerne, weken zonder papa en heel heel veel welkom-thuis-tekeningen. Toen pap je het advies gaf om een leven in groen te overwegen, werd je langzaam enthousiast. Samen gingen we naar Utrecht om informatie te krijgen en ik zag het gebeuren. De wereld met oneindig veel mogelijkheden werd je op een presenteerblaadje aangeboden. Studies, rijbewijzen, goed verdienen en een uniform. Status, in een groen pak. Je besloot de sprong te wagen. Trots als een pauw liep ik naast je over het kazerneterrein. Met het “opspelden” van jouw strepen werd ik vrouw van een militair en leerde een nieuwe wereld kennen.
Wat hebben we veel meegemaakt die eerste jaren. Met name toen je besloot dat je écht voor onbepaalde tijd wilde gaan en koos voor de Koninklijke Militaire School. Zonder elkaar, jij in Limburg, ik blokkend voor mijn examens bij mijn ouders thuis. Ik kocht mijn eerste mobieltje in die tijd zodat ik je af en toe kon spreken. Een wereld van verschil met al die oefeningen daarvoor waarin het soms weken heel stil was. We verheugden ons elke vrijdag op het weekend en ik huilde stille tranen als je op zondag weer vertrok. Soms gooiden ze op vrijdag vlak voor vertrek de hekken dicht. Mental training noemden ze dat. Wie knakte, kon opdonderen en wat het met het thuisfront deed was niet belangrijk. Ik vertelde je dat ook maar niet, want ik had al snel geleerd dat zwijgen soms beter was dan mijn verdriet met je delen.
Je slaagde met vlag en wimpel en werd onderofficier. Nieuwe strepen, nog meer aanzien en een nog trotsere vriendin op de tribune. Ik sliep die nacht bij je op de kazerne. Uiteraard op de dameskamer, maar net als vroeger sloop ik naar je toe en sliepen we in je smalle legerbed. Ik ben die avond en nacht nooit vergeten. Al was het maar vanwege de hoeveelheid borsten in strakke groene shirtjes die in en uit de herenkamer liepen. Ik was jaloers zoals ik nog nooit eerder jaloers was geweest. Zij waren hier al die tijd dicht bij jou in de buurt geweest. Er waren geintjes die ik niet begreep en die vreemde defensiewereld was niet de mijne. Slechts aan de zijlijn stond ik, terwijl zij wisten wat je doormaakte.
Ons leven ging verder, we gingen samenwonen en jouw baan was gewoon een baan. Je sleutelde, gaf leiding en wat je precies deed is me nooit helemaal duidelijk geworden. Maar, buiten de vele oefeningen om, kwam je elke dag thuis in het groen en wapperden ook bij ons aan de waslijn de groene pakken.
En toen kwam die brief…
Al lang vantevoren waren we erop voorbereid. We wisten, eens komt de dag, want dat is je werk. Als ik mijn zorgen uitte tegen mensen om me heen over dat wat je te doen stond, dan moest ik niet zeuren. Ik had tenslotte zelf voor dit leven gekozen. Ik koos echter voor jou, niet voor je werk en toen kwam die brief die ons vertelde dat je op missie moest. Afghanistan… of all places…
November 2002 trouwden we en een half jaar later zwaaide ik je uit. We namen afscheid voor vier maanden. Een moeilijke en hele zware tijd. Het was niet alleen jouw uitzending, maar ook de mijne. Sporadisch konden we elkaar kort spreken en het nieuws verslond ik elke dag. Doodsbang was ik voor slecht nieuws uit de woestijn waar je zat. We stuurden brieven en kaarten en af en toe kreeg ik foto’s. Surrealistisch… Mijn zachtaardige echtgenoot, behangen met zooi om je te beschermen tegen kogels en een enorm geweer in je handen. Op de achtergrond niets dan zand. Doorgaan hier was moeilijk. Voor het eerst woonde ik op mezelf en moest ik het alleen doen. Gezamenlijke vrienden waren plekken die ik vermeed. Wat had ik er te zoeken zonder jou? Zij samen, ik alleen en wat moest ik zeggen als ze vroegen hoe het met me ging? Dat ik van angst nauwelijks sliep? Dat ik liever overal was behalve thuis? Ik kroop in mijn schulp om maar niet te hoeven voelen… en mensen lieten me daarom los.
Op de thuisfrontdag op de kazerne zag ik je voor het eerst sinds weken. Vlak voordat wij aan de beurt waren om via de satelliet met je te praten, kwam er een moeder met een paar kindjes de filmzaal uit. “Papa jij moet thuiskomen” snikte het kleintje en mijn hart verhardde zich nog wat meer. Toen ik de filmzaal inliep zag ik je op een heel groot scherm. We waren er met zijn allen. Je familie wilde met je praten en ik wist niets te zeggen. Je zag er zo anders uit. Heel bruin, kort haar en jaren ouder dan de jongen die ik had uitgezwaaid. Ik zag toen al iets in je ogen. Of was het meer de weerspiegeling van mijn eigen verdriet? Ik voelde me eenzaam toen we daarna op de kazerne wat te eten kregen aangeboden. Iedereen die bij me was, was samen met een geliefde. Ik had slechts jou op een groot scherm maar geen arm om me heen. Ik was de vrouw van de uitgezonden militair en kon weer alleen naar huis.
We telden de dagen af tot je thuiskomst. Ik maakte een dagboek van mijn belevenissen en nieuwsberichten over de plek waar je zat en ik hield mezelf overeind.
De dag van je thuiskomst stonden we wederom met de hele familie op de kazerne op de bus te wachten die je thuis zou brengen. Maanden had ik gedroomd van dit moment. Je zou me optillen, ronddraaien en ik zou je helemaal sufknuffelen. Niets van dat alles gebeurde. Je stapte beduusd de bus uit, pakte je tas, gaf je moeder een knuffel en mij een hand en zei “kom, we gaan.”
De man die die dag de bus uitstapte was een vreemde voor me. Het welkomthuisfeest werd een verschrikking. Hoe ik het ook probeerde, je was elders met je gedachten. De drukte kon je niet aan, praten deed je niet en als ik vroeg naar je tijd daar zei je dat je het niet kon uitleggen omdat ik het toch niet kon begrijpen. De kloof tussen ons werd met de dag groter en jij en het ‘ons’ glipten langzaam door mijn vingers.
Zoals je vocht voor je veiligheid in Afghanistan, zo hebben wij gevochten voor het ons. Proberen te praten, met elkaar, met anderen, ik zocht jou en mezelf, maar vond ons nergens.
Een lange tijd later heb je me eindelijk, mondjesmaat, verteld wat er was gebeurd in die maanden in de woestijn. Ik snapte het, maar kon geen begrip meer opbrengen voor alles wat ik al in mijn eentje had moeten doorstaan. Eenzaamheid maakt een mens kapot en ik had een andere afslag genomen. Te ver weg bij jou vandaan.
Buiten alle dingen die er zijn gebeurd en die ervoor hebben gezorgd dat we uiteindelijk samen de beslissing namen dat het beter was om ieder onze weg te gaan, weet ik zeker dat de tijd die je gedwongen hebt doorgebracht in dat door jouw gedoopte “geitenland” een hoop kapot heeft gemaakt…
Waarom ik ons verhaal vertel? Omdat er nog steeds mensen zijn die het wagen om tegen een vrouw van een militair te zeggen dat ze er zelf voor gekozen heeft en dat ze niet moet zeuren. Zoals militair zijn geen baan is maar een ‘way of life’, zo is dat ook voor de vrouw (of man) die naast hem staat. Alle lof voor mijn moeder die voor zo enorm veel uitdagingen heeft gestaan in haar eentje omdat mijn vader ergens aan het oefenen was om ons allen veilig te houden mocht er ergens de pleuris uitbreken.
Jij stapte nog voor onze scheiding uit het groen. Voor ons, je gezin. Ik heb je nooit gezegd hoe dankbaar ik je ben dat ik die maanden van onzekerheid niet nog een keer door heb hoeven maken. Ik weet hoe moeilijk het was om die wereld achter je te laten omdat je in je hart altijd een militair zal blijven. Op die tribune was ik trots en dat ben ik nu nog.
Omdat je niet alleen in de woestijn voor ons gevochten hebt…
Oorlog is niet alleen van ’toen’, het is ook nu nog voor veel mensen heel dichtbij.
Deze tekst is ook verschenen op mijn eigen site.
Beste Marga van der Burgt,
Super gaaf dat je jouw verhaal zo hebt gedeeld. Het erge is, is dat ik 19 ben en mij er helemaal in kan verplaatsen. Het eerste deel. Mijn vent heeft net de KMS afgemaakt en is net benoemd tot onderofficier. Nu is hij bezig met de VTO, zijn vakopleiding. Ik ken dus alleen nog maar het eerste deel van jouw verhaal, datzelfde trotse gevoel. Het tweede gedeelte van jouw verhaal weerspiegelt precies mijn grootse angst. Ik ben geraakt door dit te lezen.
Lieve groetjes
Beste Marina
Dankjewel voor je reactie. De trots is prachtig. Ik vergeet dat moment ook echt nooit. En weet, iedereen is anders. De begeleiding is nu ook beter. Destijds kon hij kiezen voor ‘geen hulp’, inmiddels krijg je die gewoon. Tenminste, dat is mijn laatste informatie.
De meeste stellen vechten samen en redden het gewoon. Ik deed dat niet en dreef weg.
Samen sta je sterk.
Heel veel geluk en ook sterkte.
Groetjes
Marga