Het kopje staat voor me op de tuintafel te dampen. Ik heb me op een tuinstoel genesteld en geniet van de zonnestralen. Even doe ik mijn ogen dicht en luister naar de fluitende vogels. Het is rustig.
Mijn oudste zoon is met zijn vader mee en de jongste is boven zijn kleren aantrekken. Ik geniet, in mijn tuin, in de zon van een lekkere, sterke bak koffie.
We gaan zo even boodschappen doen en daarna zien we wel. Het huis is redelijk opgeruimd. Dat kan natuurlijk altijd beter, maar vandaag is het te mooi weer om daar over in te zitten. Bovendien zie je maar weinig van de zooi binnen als je het grootste deel van de dag buiten door gaat brengen. Het wordt een heerlijke dagje.
Ik neem nog een slok van mijn koffie . Hoor ik daar een ‘mam’? Jep, het is duidelijk een ‘mam’, die langzaamaan meer een “MAHAHAHAM!!”, begint te worden. Wat zal er nú weer zijn? De rust heeft welgeteld twee slokken koffie geduurd. In de hal ruik ik iets vreemds. Wat dat is, wordt duidelijk als ik hem boven aan de trap zie staan. Nog in zijn pyjamabroek en hemdje. Voor zover die nog zichtbaar zijn. Overal zitten klodders witte crème. “Wat is er aan de hand?” vraag ik en loop de trap op.
“Nou…” stottert zoonlief en hij kijkt me met de zijn puppy-blik aan. Moedeloos kijk ik naar de vloer van de badkamer (en de muren, handdoeken, badkuip, kranen, etc.).
De dader ligt nog na te lekken in de badkuip. Mijn kleuterzoon wijst naar de bijna lege fles bodylotion. “Ik deed echt niets. Echt niet.” En weer gooit hij zijn grote ogen in de strijd.
“Natuurlijk niet jongen, die fles die viel jou aan vanuit het niets.”
“Ja!” zegt hij opgelucht. “Ik heb niks gezegd of gedaan waardoor ‘ie boos op me kon worden.”
Hij weet dat ik weet dat het onzin is, maar het is het proberen waard.
“Kleren uit en onder de douche,” commandeer ik. “Het zit zelfs in je haar.”
Om dit te controleren voelt hij met beide, vol met lotionklodders bedekte handen aan zijn haren.
Ik zet de douche aan en pak zijn vettige, maar heerlijk ruikende kleren van de grond. Stiekem moet ik lachen.
Tegen de tijd dat ik weer buiten kom, is mijn koffie koud. Ik giet het bij de planten en ga naar binnen om mijn kop weer te vullen. Zoon stuitert langs mij op de tuin in. Als ik, nog geen minuut later, buiten kom, is er van de douchebeurt weinig meer te zien. Zijn natte haren zitten vol met zand, uit zijn neus blaast hij een snottebel en waar die zwarte streep op zijn arm vandaan komt?
“Vandaag is het te mooi weer om binnen te zijn, jongen. Dus blijf maar mooi hier in de tuin,” zeg ik om te voorkomen dat hij alles aan onze bank gaat afsmeren.
Ik zet het dampende kopje op de tuintafel. Poging twee. Even doe ik mijn ogen dicht en geniet van de zonnestralen, de fluitende vogels én het geluid van mijn zoon die een vrachtwagen na doet… vlak bij mijn oor.