Eens per twee weken ga ik een uurtje langs bij mevrouw Mast. Vijfennegentig is ze.
Een jaar geleden zag ze het allemaal niet meer zitten.
Eerst ging haar beste vriendin dood, die ze al kende vanaf haar twintigste.
Toen overleed haar zus aan de gevolgen van dementie en een opgebruikt lichaam.
Vervolgens gingen, naast haar ogen, ze ziet aan één kant niets meer en met het andere oog de helft nog, óók nog eens haar oren kuren vertonen. De dagen duren eindeloos als je bijna niets meer kunt zien en horen. Want wat moet je doen?
Ze werd steeds afhankelijker van de verpleging. Die te kampen heeft met een enorm verloop omdat de druk veel te hoog is en het voor mij als buitenstaander lijkt alsof het management wil dat iedereen met een burn-out thuis komt te zitten door steeds meer debiele regeltjes in te voeren. En steeds weer te sleutelen aan roosters. Pauzes eruit bezuinigen. De duimschroeven worden steeds verder aangedraaid.
Haar lievelingsverpleegster Joyce, die echt alles voor haar deed, zelfs in haar vrije tijd, is ook langdurig uitgeschakeld. Uitgewrongen. Voor mevrouw Mast een enorme klap. Ze mist Joyce gigantisch.
Het gebeurt zeer regelmatig dat mevrouw Mast tot elf uur in haar bed ligt te wachten tot er iemand tijd heeft voor haar om haar te wassen en in haar korset te hijsen. Dat ze nodig heeft, omdat ze zonder, met haar wervelinzakkingen, niets kan. Totaal hulpeloos. In het donker. Want zelf even de gordijnen open doen, kan ze niet.
Meestal spreek ik rond tienen met haar af. Het begint bijna normaal te zijn dat ze dan nog niet geholpen is. Hoe vaak ik haar niet in tranen aantref omdat ze nog geen tijd hadden voor haar? ‘En ik heb ze nog zó gevraagd of ze alsjeblieft vroeg wilden komen, omdat jij op visite komt…’
Mij kan het persoonlijk niets schelen als ze nog in bed ligt. Hoofdeinde overeind, koffie zetten, gordijnen open en dan gaat het prima. Maar ze schaamt zich, zo in haar pon, zonder bh. Ik snap dat ook wel.
De combinatie slechte zorg, totaal afhankelijk zijn van anderen , iedereen om haar heen die dood- en weggaat en haar lichaam dat steeds meer kuren gaat vertonen, maakt dat ze geen zin meer heeft.
“Kliefje, ik ben het zat. Er is voor mij niets meer aan. Van mij mag het snel afgelopen zijn…” Hoe vaak ze dat niet zegt?
Een jaar geleden gaven we haar een antidepressivum, om haar wat beter te laten slapen en zich wat lekkerder te laten voelen. Dat werkte aardig. Ze huilde niet meer zoveel, kon weer grapjes maken, kreeg weer interesse in andere mensen.
Het effect duurde enkele maanden.
Nu is het uitgewerkt..
Ik zie haar langzaam oplossen. Het lijkt wel of ze transparant aan het worden is. Ze wordt sowieso magerder want niets smaakt haar meer. Maar ook haar sprankeling is aan het verdwijnen. Haar ogen worden steeds doffer.
Ik ben bang dat ik binnen niet al te korte tijd afscheid van haar moet nemen.
Mijn lieve mevrouw Mast. Ik hoop voor u dat het einde niet meer al te lang op zich laat wachten… Laat maar los. Het is goed zo.
Dit blog staat ook op mijn eigen stek.