Mijn werkgever vertelde me vorige week dat hij vanwege een fijne naheffing van de belastingvrienden, mogelijk deze zomer niet op vakantie kan. Hij had het erover om een grote tent te kopen en deze in de achtertuin te zetten en gewoon elke avond de barbecue aan te steken om zo toch het vakantiegevoel te creëren.
Ik opperde meteen dat hij onze tent wel mocht hebben, wij waren toch niet van plan dat ding ooit nog te gaan gebruiken.
Kamperen en ik is namelijk een zéér slechte combi.
Ten eerste obstipeer ik instant als ik het woord “camping” lees. Alles gaat hermetisch en langdurig op slot. Zelfs met een dagelijkse (over)dosis Bisacodyl gebeurt er niets. Dan rommelt en pruttelt er wel wat van binnen, maar meer ook niet. Aan het einde van een weekje tenten, ben ik zelf een soort opblaasmatras geworden.
Ten tweede is kamperen helemaal niet goedkoop. Een beetje Franse camping kost een vermogen per nacht. En ik weiger om in mijn bikini voor de tent macaroni te gaan staan koken. Wat heeft dat geklungel op zo’n lullig pitje nou te maken met vakantie en ontspanning? Uit eten wordt het dan dus, elke avond. Wat we dan eigenlijk ook weer niet echt leuk vinden, want we houden allebei wel van koken. En dat wát we dan eten, is vaak zwaar teleurstellend. En het kost ook een klein fortuin.
Ten derde, niet geheel onbelangrijk ook, hebben we het puntje privacy. Dan bén je een keer lekker ontspannen en uitgerust, dan hóéf je niet op de klok te kijken, dan héb je alle tijd voor elkaar, werken rug en heup mee en dan lig je in een tent! Met tussen jouw bed en dat van je kind een heel groot boterhamzakje dat een muur moet voorstellen. Waardoor je nog geen zuchtje durft los te laten. Nog geen kreuntje durft te maken. Kortom: door je strot geduwd celibaat.
Ten vierde: douchen en wachten op je beurt, elke minuut op een knop drukken en met je natte voeten in teenslippers over een stoffig terrein terug naar je tent lopen, waardoor je eigenlijk voor Jan met de korte achternaam jezelf hebt staan wassen. Niet tof.
Ten vijfde: als heup- dan wel rugpatiënt is slapen op een matrasje van twee centimeter niet prettig. Understatement.
Ten zesde vind ik het totale gebrek aan privacy en stilte op een camping nul komma nul. Ik hoorde daar aan de Côte d’Azur afwisselend ruziemakende echtparen, jankende kinderen en scheten latende buurmannen.
Na twee kampeervakanties maakten we aan het einde (compleet gebroken) de balans op. We schrokken behoorlijk van van kamperen nou eigenlijk kost. Wow!
Voor dat geld hadden we dus ook een huis op een Spaanse berg. Zonder buren. Met een toffe keuken. En een eigen zwembad. En een Amerikaanse koelkast met ijsblokjesapparaat. En twee badkamers. Met twee toiletten. En gescheiden slaapkamers.
We moesten dan alleen wel elke avond zelf koken.
Poeh, poeh. Wat een ramp.