Laat ik maar gelijk met de deur in huis vallen: ik hou niet van de wielrennen. Ik vind het saai. Mijn vriend denkt daar heel anders over. Als één van die grote rondes eenmaal begonnen is, haast hij zich na het werk naar huis. Hij stemt af op Radio1 voor het live verslag. Eenmaal thuis gaat de televisie gelijk aan om nog nét het laatste stukje te kunnen volgen.
Hij probeert mij af en toe nog wel eens enthousiast te maken. “Kijk eens wat een mooie omgeving! De kastelen, de zon, de natuur… Daar krijg je toch spontaan een vakantiegevoel van?” Ik kijk hem dan meestal hoofdschuddend aan en zwijg wijselijk. Mij krijg je niet overtuigd. Ik luister naar z’n OEH’s en AHH’s en vraag af en toe een keer wat er aan de hand is. Een fikse valpartij wil ik in de herhaling nog wel eens mee kijken, maar daar blijft het dan ook bij.
Tot gisteren. Ik wilde iets doen. Spelen en in het zwembad hangen had de voorkeur van de kinderen. Man wilde Formule 1 en de Giro kijken. Nee, niet wéér zo’n dag, was mijn eerste gedachte. Halverwege de middag was ik door verveling te lui geworden om nog maar iets te ondernemen. De Formule 1 was afgelopen, de Giro nog niet begonnen. Vriend kwam buiten bij mij zitten. Het kon. Eventjes.
“Blijf toch lekker buiten, kijk het dan op je telefoon,” opperde ik en hij gehoorzaamde. Na vele zuchten over het wegvallen van de WIFI maakte hij aanstalten om binnen te gaan kijken. Tom Dumoulin zou bijna van start gaan én een goede kans maken op de winst. Ik streek over mijn hart en toverde Eurosport op mijn laptop. Verveeld bleef ik naast hem zitten en keek met een half oog mee. Het zou hooguit een uurtje duren en online gebeurde er verder toch weinig.
De commentatoren spraken van een historische dag.
“Dumoulin heeft een afspraak met de geschiedenis!” werd er gezegd. Het halve oog werden er al snel twee. Een vreemd gevoel overviel mij. Ik wilde Tom de finish wel over schreeuwen. Hij, een Nederlander, zou vandaag wel eens kunnen winnen! Ik keek naar het klokje onder in beeld. Door snel wat statistieken op te zoeken en achtergronden door te lezen op mijn telefoon, leerde ik hoe hij er voor stond.
Ondertussen was onze kleuter uit het zwembadje gestapt, had zichzelf afgedroogd en was begonnen om zijn shirt aan te trekken. “Zo goed, mama?” vroeg het kleine ventje trots terwijl hij zijn hoofd door het armsgat stak. Ik wierp een vluchtige blik op hem en mompelde iets wat leek op “ja hoor, prima”. Iets later drong tot mij door dat hij mogelijk toch wat hulp nodig had.
“We willen een eerlijke strijd, niet dat hij uitvalt door een lekke band of een valpartij,” kwam er uit de speakers van mijn laptop. Als hij maar wint, dacht ik. Niet dat ik die ander iets ergs toewens, absoluut niet. Als ik namelijk naar één van eerder genoemde valpartijen kijk, wil ik zo snel mogelijk horen dat het goed afgelopen is. Maar een lek bandje, een inschattingsfoutje, gewoon iets kleins, zou mijn nagels kunnen sparen.
“Hij moet eerst de finish nog over…”
“Als hij maar niet valt!”
“Kunnen die mensen hem niet iets meer ruimte geven!?”
Ik hoor het mezelf allemaal roepen. We kijken allebei gespannen hoe hij over de eindstreep fietst. Een paar wielrenners moeten nog binnenkomen, de grootste concurrenten. Ik zit er helemaal in. Het beeld splits zich op. Rechts zien we de renners die de laatste meters afleggen en links zie ik een (voor mij compleet onbekende) man gespannen kijken. “Wie is dát nou weer?” vraag ik. Vriend kijkt mij verbaasd aan: “Dát is nu Tom Dumoulin.”
Dat is dus de man die even later de geschiedenisboeken in gaat als de eerste Nederlandse winnaar van de Giro d’Italia. “En WIJ waren erbij!” lacht mijn man. De spanning verdwijnt van mijn gezicht: “Wij hebben het live gezien, in onze eigen achtertuin.”
Hoopvol kijkt hij me aan: “Op naar de Tour!”
“Mooi niet. Hooguit de laatste dag. En alleen als een Nederlander kan winnen. Ik vind wielrennen saai, weet je nog?!”
Wielrennen saai? Je bent niet wijs ;-)) De laatste week van de Giro was een thriller.
Vriend denkt er net zo over
Precies. Ik kreeg er bijkans hartklachten van. Man wat was het spannend!
Ik ook. Toen ik eenmaal keek.