We zitten naast elkaar aan de tafel. Mijn handen omvatten een dampende mok koffie terwijl mijn ogen gericht zijn op het bundeltje documenten dat voor ons op de tafel ligt. Hij schraapt zijn keel . Ik kijk hem aan. Zijn glimlach is bemoedigend. De lach die ik teruggeef is oprecht, maar kost me ook moeite. Dan pak ik de zwarte balpen die naast de documenten ligt.
‘Do Not Reanimate.’
Ik weet dat het invullen van de DNR-code niet volledig is wat hij wenst. Euthanasie, dát is waar hij eigenlijk om vraagt.
Soms.
Op de momenten dat zijn lijden te zwaar is. Het contrast te groot tussen hoe het was voor zijn hersenletsel, en nu.
Zijn job als boekhouder heeft hij moeten opgeven omdat de informatieverwerking in zijn hoofd te traag gaat. De steeds betrokken zijnde vader, nu veranderd in een apathisch man die niet meer om kan gaan met de drukte van zijn drie kinderen. Uiteindelijk leidde dat zelfs tot zijn echtscheiding.
Boeken lezen, tv-series of films volgen, hij kan het allemaal niet meer. Zijn geheugenproblemen zijn te ernstig om de verhaallijnen vast te kunnen houden. Als 39-jarige man is hij opnieuw volledig afhankelijk van zijn bejaarde ouders om zijn financiën en administratie te regelen. Naast dit greepje uit zijn verlieservaringen, botst hij ook nog op ontzettend veel onbegrip van de maatschappij. Niemand ziet immers aan zijn uiterlijk dat hij een hersenbeschadiging heeft opgelopen…
‘Wat is de zin van mijn leven nog, Karen?’ Meermaals komt deze vraag ter sprake. Ik begrijp zijn vraag ook. Er woedt een oorlog in hem. Eén die hij onmogelijk winnen kan. Angst, verdriet, vrolijkheid, pijn, kwaadheid, hoop, wanhoop…. Zijn strijd. Dag na dag. Al já-ren.
Als hulpverlener ga je uiteraard voor maximaal cognitief en psycho-sociaal herstel. Zoek je samen naar mogelijkheden om opnieuw een zekere zinvolheid te ontdekken. En vaak lukt het mensen met een Niet Aangeboren Hersenletsel (NAH) ook wel om een nieuwe impuls te vinden. Maar toch…
Zou ik in zijn stoel moeten zitten, weet ik niet of ik het anders zou kunnen zien. Meermaals heb ik het zelf ook al gezegd: ‘Reanimeer me niet!’ Het klinkt misschien drastisch. Ik besef heel goed dat er ook veel mensen zijn, waarbij de gevolgen van hun opgelopen hersenletsel veel minder ernstig zijn dan de patiënten waarmee ik werk. Toch wil ik geen hartmassage en zuurstoftoediening als mijn hart er genoeg van heeft. Bespaar me ook een reddingsactie als er een ader in mijn hoofd springt. Ik wil het risico op ernstige gevolgen niet nemen, niet voor mezelf, maar ook niet voor mijn kinderen.
Ik sla het voorblad van de bundel papieren om en lees de instructies hoe het document dient te worden ingevuld, hardop voor. Tussendoor vraag ik meermaals of het duidelijk is, wat er beschreven staat. Hij bevestigt steeds met een volmondig ‘ja’.
Een tweede bladzijde volgt. We vullen zijn persoonlijke gegevens in, alsook de vragenlijst die eronder staat.
Het einde is in zicht wanneer we ook deze bladzijde omslaan. Enkel de code nog.
code 0: Geen therapiebeperking. Patiënt wordt maximaal behandeld.
code 1: Geen reanimatie, wel andere levensverlengende behandelingen.
code 2: Geen reanimatie, geen therapie-uitbreiding, geen start van nieuwe, specifiek aangeduide levensverlengende behandelingen meer.
code 3: Geen reanimatie, geen enkele extra levensverlengende behandeling meer, alle levensverlengende behandelingen worden gestopt.
Hij weet dat het invullen eerder symbolisch is. De DNR-code wordt in een algemeen ziekenhuis gebruikt voor mensen met een levensbedreigende ziekte. NAH is dat niet. Maar het gaat om erkenning en om autonomie.
Zoals het hoort, doorlopen we de betekenis van elke code grondig.
Aan het einde gekomen, maak ik het vakje naast code 3 zwart.