Volgens een testje van een Belgische krant heb ik een agressieve vorm van humor. Dat verbaasde me wel, ik ben helemaal niet agressief. Maar hé, het is wel een Belgische krant… och ja, zie daar ga ik al. Nee, het verbaasde me eigenlijk niet. Ik heb het van huis uit meegekregen. Wij maken harde grappen over elkaar, vergroten eigenschappen tot het belachelijke uit en stereotyperingen worden niet geschuwd. De vrouw van mijn vader maakte op Fakebook eens een verzoenende opmerking, omdat ze dacht dat mijn broer en ik ruzie hadden. Welnee, zo praten wij altijd met elkaar. Goedmoedig afzeiken is een familietraditie geworden.
Ik verzin ook altijd lullige bijnamen voor mensen. Ik vermoed mede dankzij de vele bijnamen en aanverwanten, die ik me in mijn leven heb moeten laten aanleunen. Zoals ‘Kaatje Kip’, ‘gespierde spijker’, de klassieker ‘Karin, moet ie daarin, of heb je er soms liever een sigaar in?’ en mijn achternaam werd steevast verbasterd tot stroop. Als kind vond ik dat vreselijk. Overigens verzachtte mijn moeder het leed een beetje door me steevast “kuikentje” te noemen, wat dan wel weer schattig is. Maar zoals dat gaat met sommige dingen, heb ik het fenomeen van lieverlee omarmd.
De bovenbuurman die hier vorig jaar introk samen met zijn vermaledijde piano, heet vanaf dag één “Wibi-wannabee”. Op mijn werk heb ik een moppersmurf, een slomo, de dwerg met de botte bijl en de kleuterjuf. Nee, ik zeg dat niet in hun gezicht natuurlijk, het moet wel leuk blijven. Hoewel, de dwerg zou ik met liefde een keer een veeg uit eigen pan geven. En toen Wibi aanbelde na mijn strenge doch humoristische briefje, kon ik het ook niet laten. In dat briefje dreigde ik overigens zelf ook met een spreekwoordelijke bijl. Piano’s horen nou eenmaal niet in gehorige appartementen, die zijn thuis in een huisbibliotheek of eventueel een kantoor in het Tweede Kamergebouw.
Als ik boos ben, word ik blijkbaar erg creatief met woorden, dat ondervindt mijn vriend ook zo nu en dan. Als ik even de tijd krijg tenminste, een knallende ruzie loopt altijd eerst op huilen uit. Maar na het snotteren begint het broeden. En dan komt er een heel vilein appje, of nog erger, een epistel via de mail. Voor mijn vriend heb ik overigens ook een bijnaam: pastafari. Niet omdat hij in dat vliegende spaghettimonster gelooft en een vergiet op zijn hoofd draagt, maar omdat zijn geheugen een vergiet is. Dan ben ik volgens hem natuurlijk een typisch zeikwijf met een olifantengeheugen, en daar heeft hij dan weer groot gelijk in. Wie uitdeelt moet ook kunnen incasseren.
Naar mijn bescheiden opvatting is agressie een onmisbaar onderdeel van humor..