Maart 2015
Op zoek naar mama loop ik de Hermelijn binnen. Iedereen kan zo naar binnen lopen, niemand die echt op je let. Naar buiten is een ander verhaal. Een meneer zit op het bankje bij de deur en vertelt mij dat hij er niet uit kan. Ik bevestig zijn opmerking en loop verder de zaal binnen in de hoop dat ze daar ergens zit.
De zaal doet me denken aan een hotel in Disneyland. Het is groot en ruim, maar toch hebben ze er op een bepaalde kunstmatige manier gezelligheid in proberen te brengen. Een CliniClown houdt de handen van een mevrouw vast en ze zitten doodstil met hun gezichten bij elkaar. Er is werkelijk niets grappigs aan, maar ergens geeft het me een heel warm gevoel. Er zijn verschillende zithoekjes waar een paar mensen voor zich uit staren of kreunende geluiden maken. Sommigen zitten ergens alleen, anderen zitten redelijk dichtbij elkaar maar niemand lijkt contact te hebben. Aan een tafel heeft een man de handen van zijn vrouw vast en hij heeft zijn hoofd bijna op haar schoot. Zij maakt een zuchtend en kreunend geluid. In eerste instantie klinkt het alsof ze pijn heeft maar als ik naar haar kijk zie ik dat het toch een soort van genieten moet zijn. In het midden is een keukeneiland waar een mevrouw bezig is kopjes klaar te zetten. Zij begroet me. Ik kijk nog eens rond of ik mama zie en ik besluit op haar eigen kamer te gaan kijken.
Ik klop aan bij kamer 211 en ik hoor haar stem: ‘Kom maar binnen!’ Ik doe het licht aan en zie dat mama een kamergenoot heeft gekregen. Ze liggen allebei in bed. Twee vrouwen die elkaar tot een paar dagen geleden nooit eerder ontmoet hebben en nu een slaapkamer delen. Ze lijken dat geen probleem te vinden. Het lijkt eerder alsof ze alleen elkaar vertrouwen en de rest van de wereld niet. De vreemde mevrouw vraagt mij een paar keer of het wel haar rolstoel is die in de kamer staat en ze zegt dat ze pijn heeft. Ze heeft ook haar hand in het gips. Ik doe mijn best om iets van positieve rust uit te stralen en het lijkt te werken.
Ik vraag of mama even meegaat om iets te drinken en niet veel later komt iemand van de verzorging binnen die haar uit bed helpt. Mama wil duidelijk het liefst in haar veilige bed blijven maar ze schuifelt toch met me mee. We gaan eerst even op een wat lagere stoel zitten maar daar wil ze al heel snel weer weg, vervolgens gaat ze op een hogere stoel aan tafel zitten. Er zit ook een meneer in een rolstoel aan tafel. Hij stelt een vraag aan me maar maakt zijn zin maar voor de helft af. Ik ben die halve zinnen van mama gewend. Ik knik bevestigend en doe net alsof ik hem begrijp. Hij lijkt gerustgesteld.
Ik vraag aan mama hoe het hier is. Ze vertelt dat ze hen allemaal steeds naar buiten sturen en dat ze dat een beetje eng vindt. Ze is bang vergeten te worden. En ze heeft het over een klein jongetje dat geholpen moest worden. Hij zat te schreeuwen: ‘Help me! Help me!’ Op mijn vraag wat er dan met het jongetje aan de hand was, vertelt ze dat hij per ongeluk in zijn broek geplast had. Ik stel haar gerust dat iemand hem dan vast geholpen heeft en dat het inmiddels wel goed zal gaan met het jongetje.
— wordt vervolgd —