Elke week breng ik mijn dochter naar de zeeverkenners, waar ze een groot deel van het jaar iedere zaterdag een halve dag gaat zeilen. Of dobberen, als er geen wind staat. In de winter werken ze in het clubhuis aan de boten. Schuren, verven, lakken. Alles wat gedaan moet worden om de vletten klaar te maken voor het volgende seizoen. En iedere keer dat ik haar weg breng, rijd ik langs mijn oude middelbare school. Een school die al lang geen dienst meer doet als middelbare school, maar het gebouw staat er nog. Langs het park waar we de pauzes doorbrachten en door de wijk waar ik mijn eerste rijlessen had. Een stukje stad vol met herinneringen.
De laatste keer viel het me op dat er hekken rondom het gebouw geplaatst waren en naar wat ik heb begrepen zal het worden gesloopt. Een tijdje terug hoorde ik een collega praten over de sloop van háár middelbare school, een andere dan de mijne, en ze vertelde hoe erg ze dat vond. Alsof een stukje van haar verleden gewist werd, zei ze. Als dat toch eens zou kunnen! De sloopkogel erdoor en wég herinneringen. Dat is mij een fles champagne waard. Ik heb best een paar leuke herinneringen uit die tijd, maar vooral ellendige. Kinderen zijn keihard en als je afwijkt van de middelmaat, zijn er altijd een aantal die je daarop pakken. Met een verlamde arm week ik af van die middelmaat en degenen die me daarop pakten, staan in mijn geheugen gegrift.
En dat, terwijl mijn geheugen een gatenkaas is. Ik kan mensen tegenkomen die van alles van mij weten, hele stukken uit mijn verleden kunnen navertellen en ik heb werkelijk geen idee wie ze zijn. Mensen die niet belangrijk genoeg zijn, worden zonder pardon van mijn harde schijf gewist, lijkt het wel. Maar diegenen die mijn middelbare schooltijd verziekten en een deel van mijn karakter voor altijd vormden, herinner ik me als de dag van gisteren. Geef me een potlood en ik teken ze uit. De valse grijnzen en het honend gelach, tot in detail. Vannacht droomde ik over die school en ik was weer even terug in de tijd van toen, al zag alles er anders uit. Ik dwaalde door het gebouw, de lokalen en door de verlaten en vervallen gangen. Tot ik in de kelder weer die personen tegenkwam. In een brede formatie liepen ze op me af. Ik voelde blinde paniek, maar kon niets anders dan op hen aflopen. Tot er van achter hen een grote sloopkogel aangezwaaid kwam… maar nét voor het ding zijn werk kon doen en een einde kon maken aan die ellendelingen in mijn herinnering, werd ik wakker.
In plaats van een blanco gat waar de sloopkogel erdoor had moeten gaan, heb ik de hele dag die gezichten voor me gezien. Hun hoongelach echoot nog in mijn oren. Laat die echte sloop maar snel plaatsvinden en neem mijn herinneringen mee. Zo’n dertig jaar na dato vind ik het wel genoeg geweest.
Prachtig geschreven. Stil van…
Dankjewel…