In Rotterdam zat vlak bij de lagere school de sigarenzaak van Stuit. Buiten hingen verschillende automaten met sigaretten. Binnen zat meneer Stuit op een kruk achter zijn toonbank gelijk een vorst op een troon. Hij beheerde het walhalla voor de jeugd. 100-plussers herinneren het zich vast nog: duimdrop, zoute rijen, zoethout, salmiakknotsen, zwart-wit staven, limonadepoeder, schuimblokken, trekdrop, Belga’s, toverballen, borsthoning, spekkies… Het was rennen als de bel voor de pauze klonk, want de “openbare stinksigaren” werden op hetzelfde tijdstip losgelaten en iedereen wilde als eerste bij de feestelijke winkel aankomen.
Onderweg had je al bedacht wat je wilde kopen, want je stuiver kon je maar één keer uitgeven. Ik vond al het snoepgoed lekker, maar met één soort deed je lekker lang. Meestal zei ik dan ook tegen meneer Stuit: ‘Eén pakje Bazooka’s alstublieft.’ Ik schoof mijn stuiver naar de oude man, hij deed het glazen deksel van zijn toonbank open en pakte mijn felbegeerde snoepgoed.
Zodra je de verpakking openscheurde kwam de zoete lucht je tegemoet. De kauwgom stond stijf van de roze kleurstof, maar dat gaf niet want de medische wetenschap had het toen nog niet voor ongezond verklaard. Het lekkers zat verpakt in een vettig papiertje waarop aan de binnenkant een piepklein stripverhaaltje van Bazooka Joe stond.
Je moest flink kauwen om de bonk soepel te krijgen, maar daarna kon je er werkelijk gigantische bellen mee blazen. Had je zo’n joekel gefabriceerd en liet je ‘m klappen, dan zat je gezicht van je kin tot je kruin onder de roze kauwgom. Aan het eind van je pauze stopte je je bonk in het stripverhaal en in je broekzak. Kon je thuis moeilijk afscheid nemen van je roze stopverf, liet je hem overnachten in een glas water. Dankzij Dick Swaab weten we dat (kauwgom) kauwen goed voor de hersenen is, want het houdt ze in beweging.
Zijn mijn stuivers toch nog goed terecht gekomen.

bron: commons.wikimedia.org (author: Parka Lewis, GNU1.2)