Is God willing to prevent evil, but not able? Then he is not omnipotent.
Is he able, but not willing? Then he is malevolent.
Is he both able and willing? Then whence cometh evil?
Is he neither able nor willing? Then why call him God?
– Epicurus –
Oftewel: “Is God bereid om het kwaad te voorkomen, maar niet in staat? Dan is hij niet almachtig. Is hij wel in staat, maar wil hij niet? Dan is hij kwaadaardig.
Is hij zowel in staat als bereidwillig? Waar komt dan het kwaad vandaan? Is hij noch in staat noch bereid? Waarom noemen we hem dan God?”
Wel, dat heeft Epicurus mooi gezegd. Kort samengevat: je hebt er eigenlijk geen donder aan, aan die god. Of hoe je hem (níét haar) ook noemen wilt. Nog een stapje verder: als een god de mensheid gecreëerd heeft, dan heeft hij er een mooi zootje van gemaakt. Een misbaksel met allerlei programmeerfouten. Een ware kluns(tenaar), die god. Mijn visie moge duidelijk zijn: ik heb ’t niet zo op goddelijke creaties. Ik blijf erbij: ‘Op de zesde dag schiep de mens een god’.
En ja, ik weet het: mijn aversie van religie en het geloven in een goden is mijn stokpaardje. Ik heb het er wel vaker over. En nee, ik schrijf dit niet om gelovigen moedwillig te kwetsen; als je er daadwerkelijk steun door vindt, kan ik dat natuurlijk alleen maar toejuichen. Doe vooral wat je wilt. Ik schrijf dit meer om mijn eigen ongeloof te uiten over het feit dat mensen in staat zijn om écht in zoiets illusionairs te gelóven. Want, zeg nu zelf, wat moet je er in hemelsnaam mee, met zo’n goddelijk iets? En wat ís dan een god?
Angst als motivator
Naar mijn mening is iedere god slechts een mentaal toevluchtsoord. Een krampachtig verklaringsconcept voor alles wat het brein (nog) niet kan bevatten. Snap je niet waarom het heelal zich uitbreidt? Wel, God is gewoon nog niet helemaal klaar met zijn schepping (en daarnaast druk doende met een paar parallelle universa en zwarte gaten). Begrijp je niet hoe uit niets iets kon ontstaan? Dan moet het wel Gods werk zijn geweest. Hij klapte even in zijn handjes en boem, daar zul je het hebben. Kun je er niet bij dat je die ontzettend gave baan niet hebt gekregen? Dat is enkel omdat God nog iets anders met je van plan is. Kun je niet accepteren dat een geliefd iemand veel te jong sterft? Denk er dan maar aan dat het Gods wil is. Om over de ondoorgrondelijkheid geest nog maar te zwijgen.
Het is zo makkelijk – té makkelijk – om alles wat je niet kunt begrijpen op de aanwezigheid van een hogere entiteit te schuiven. Tegelijkertijd boezemt zo’n almachtige ook angst in: handel je niet naar ZIJN (!) – stiekem door mensen uitgekiende – wensen, moet je nog maar afwachten waar je na je dood terecht komt. En angst, zo weten we inmiddels allemaal, is een oersterke motivator. Net als woede, vooral gericht op je wat meer sceptische en nadenkende of wetenschappelijk ingestelde medemens, de mens die in de mens gelooft en niet in een god.
God is de vrouwvrezende man
En ja, ZIJN (!) wensen. Niet háár wensen. Een god kan niet anders dan een man zijn. Elke (significante) religie is namelijk het product van mannen. Mannen die maar al te graag macht wilden hebben. Vooral over vrouwen. Want vrouwen zijn eng. Het Oude Testament beschrijft hoe de vrouw uit de man gekloond wordt – en het was werkelijk een rib uit zijn lijf – enkel om hem ’te gerieven en te dienen’. Ja, zo staat het er. Wie anders dan een man kan zoiets bedenken?
Maar ook in het Nieuwe Testament (‘vrouwen moeten gevreesd en geminacht worden’ – Paulus), in de Thora (alle mannelijke aanhangers behoren dagelijks hun schepper te danken dat zij niet als vrouw geboren zijn) en in de Koran (onder andere totaal geobsedeerd door kuisheid, door maagden en maagdelijkheid) gaat de angst voor de vrouw en het vrouwenlijf extreem ver.
De tien geboden: open deuren
Wel, ik ben óók bang. Bang voor iedere religie. Bang voor elke vorm van aanbidding van illusionaire goden of tot profeet bestempelde mannen. Bang voor repressie op basis van een of ander wild bij elkaar gefantaseerd verhaal. Juist omdát die goden, hun zonen en profeten door de mens (lees: de man) verzonnen zijn. Misschien – laten we niet meteen het slechtste denken – in eerste instantie om een soort van houvast, een levensleidraad te bieden, à la ‘Leef je naar Gods wijze, leef je goed.’
Die tien geboden zijn er niet voor niets bijgesleept: even duidelijk voor het plebs opschrijven dat je niet mag doden, je vader en moeder moet eren en je naasten lief moet hebben. Maar hebben ze geholpen? Nee. Want voor iedere nadenkende mens zijn dat vanzelfsprekendheden. En die zijn niet vanzelfsprekend geworden door die tien geboden, maar door ‘gewone’ aangeboren menselijkheid. Religie is juist de vermenselijking van onmenselijkheid: ‘antropomorf’, zoals Christopher Hitchens in zijn boek ‘God is niet groot: hoe religie alles vergiftigt’ uitlegt. Interessant boek trouwens.
Jonge mensen, makke lammeren
Maar waar ik pas écht van opkijk, is het feit dat steeds meer jonge, in de bloei van hun leven staande mensen zich ook in de huidige tijd van wetenschap en kennis weer mee laten slepen in dit soort concepten. Dat zij willen leven op basis van een oud fantasieverhaal, leven naar de woorden van een (zoon van een) god of een profeet. Dat zij daarvoor zelfs bereid zijn om zich van de maatschappij af te zonderen en zich als een mak lam naar de slachtbank van totale ascese én uitsluiting laten voeren omdat iemand volgens weer een ander iemand ooit iets gezegd of bevolen schijnt te hebben. Waar is het verstand gebleven?
Jongeren die het luisteren en maken van muziek afzweren omdat deze ‘onrein’ verklaard is en die muziek als zodanig zelfs vergelijken met harddrugs waarvan je moet afkicken (bekijk voor de grap eens de filmpjes in bovenstaande link; dát is pas beangstigend).
Jongeren die een baan niet willen omdat ze er niet regelmatig tot hun god kunnen bidden.
Jongeren die massaal in extase of trance raken tijdens kerkdagen of bij de aanblik van de Paus.
Jongeren die hun lichaamsvormen verhullen omdat ‘een profeet’ gezegd heeft dat dat moet. Zal hun god leuk vinden: heeft hij net zoiets moois gemaakt, hangen zij er lappen omheen, omdat die creatie volgens de medemens niet gezien mag worden.
Ja, dat vind ik eng.
Ik ga naar de verdoemenis
Waarschijnlijk kom ik volgens velen voor dit gedachtegoed in een (of andere) hel. Maar ik weet wel bijna zeker dat ik liever in de hel zit met een stel wél logisch denkende atheïsten (ketters) waar je fatsoenlijk mee kunt praten, dan op een wolk met tigmiljoen op beloofde maagden geilende mannen, gedweeë go(e)dgelovigen en die ene mafklapper van een god.
Want die god, die is enkel de idioot in je eigen hoofd. Meer niet.

bron: pixabay.com
Mag ik als agnost ook gezellig een boom met je opzetten in jouw hel? 🙂
Ja hoor, kom d’r maar bij 😀 gezellig!
Ik ga ook gezellig mee naar de hel Gelovigen vinden als je overleeft als je een zwaar ongeluk/ziekte hebt gehad is dat de hand van God Had die zelfde God dat ongeluk/ziekte dan niet kunnen voorkomen?? Dat zou een hoop ellende en geld besparen