“Nog een beetje mousse?”
“Nee, sorry. Ik kan geen pap meer zeggen.”
“Het is ook geen pap. Het is mousse.”
“Ha. Ha.”
De koffie volgt het kerstdiner op. Koffie mét. Petit fours, bonbons, grand marnier, cognac. Enkel dat wat vloeibaar is, zou er theoretisch nog in kunnen passen. Dat sijpelt er namelijk tussendoor. De maagdruk is ondraaglijk.
Te veel. Te vlug. Te vol.
“Kom op joh, ééntje past er altijd nog bij.”
Een bitterbal bungelt voor je neus. De klodder mosterd dreigt neer te storten in je decolleté. Je bijt nog liever in de hand die de bal vasthoudt dan in de vleeskogel zelf. En plots weet je het zeker: er moet eerst wat uit voor er ook nog maar één korrel voedsel in kan.
“Ik moet even uittreden. Waar is het toilet ook alweer?”
“Sinds wanneer weet jij hier de weg niet meer?”
“Sinds mijn achtste glas Cognac. WÁÁR???”
“Daar.”
“Ik ben u dankbaar.”
“Je mag wel ‘jij’ zeggen hoor. We zijn immers al zo’n veertien jaar bevriend.”
“En na veertien jaar vriendschap doe je me dít aan? Fijne vriend…”
De gevulde gans, de geconfijte pandaberenoortjes (of wat het ook waren), de chocolademousse, de wijn, Jägermeister en cognac, én de bitterballen banen zich met kapmessen van zuur een weg door je gebit. Dwars door je hoofd heen naar buiten. Uit alle macht gorgel je bruine brei in ’t porselein. De bodem van je maag raakt leeg geschraapt.
Oh, de voelbare leegte van het bestaan tijdens kersttijd.
Volstouwen, legen.
Eten, kotsen.
Vol, leeg.
Leeg, weer vol.
Kerst = eten & geven.
Teveel Kerst = overeten & overgeven.
De vulling van de kerstgans staat symbool voor de invulling van de hedendaagse kerst. Waarbij de krampachtige periodes van leegte net zo ondraaglijk zijn als het gedwongen feestdagenvulsel.
Gelukkig is het weer voorbij. Maar bedenk: één dag na de kerst is 364 dagen voor de kerst. En: met oud en nieuw mag je nog een keer!
Hou vol.
Iemand alvast een oliebol?

bron: pixabay.com
Ik heb dit nog nooit gedaan op die manier. Wel at ik regelmatig meer dan ik nodig had dus op een gegeven moment moest ik wel een periode minderen maar dat schlempen kan ik niet