In de auto terug van school naar huis merk ik het al. Direct. Er is iets. Ik zie het. Ik voel het.
“Is er iets?”
“Nee.”
Blik enigszins nors uit het raampje gericht. Ze kijkt mij een seconde aan. Ik kijk strak op de weg. Maar vanuit mijn ooghoeken zie ik de glinstering van een paar tranen op oogwit.
“Iets gebeurd op school?” probeer ik het nog een keer.
“Neehee.” De ‘laat-me-met-rust’-toon.
Oké, puberteit, concludeer ik gemakshalve.
‘Puberteit’ is bij tienerproblemen altijd hét antwoord op alles waarvan je als ouder niet weet, wat je ervan moet denken. Thuis maak ik een kop thee voor haar, stukje chocolade erbij. Ze staart naar haar mobiel.
“Als jij alleen maar met je mobiel prutst, ga ik nog even boven werken, hoor!”
Geen antwoord.
Oh, toch. “Ja hoor, mam, doe maar lekker,” mompelt ze.
Er is iets goed fout, maar ik weet niet wat. Moeder zijn is soms best lastig.
Ik neem een kop thee mee naar boven voor mijn zoon (15), die al drie dagen doodziek in bed ligt. Echte griep. Het ergste is doorstaan, maar de enorme schoolproblemen blijven. Die zijn nu zo mogelijk nog groter, door alles wat hij al gemist heeft. We, ex en ik, doen er echt alles aan om hem door school te loodsen, maar de problemen blijven zich opstapelen. Dyslexie (erkend op school), dysgrammatisme (wordt niet officieel erkend) en een geheugenopslagstoornis (bevestigd) maken het leven op de Oostenrijkse MTS niet bepaald gemakkelijk. Ondanks de misselijkheid, de koorts en de hoofdpijn zit hij aan een sollicitatiebrief voor Duits te ploeteren.

bron: pexels.com
Ik stommel weer naar beneden en roep ik dochter (12) toe met de vraag of ze me helpt om iets van avondeten in elkaar te draaien. Geen antwoord. Ik kijk om de hoek de woonkamer in. Geen dochter.
“Hey lieffie! Waar ben je?!?”
“Hier,” hoor ik zachtjes uit de kelder. Ah. Ze zal vast in de stapel verhuisdozen aan het rotzooien zijn, op zoek naar knutselspullen. Maar nee. Ik tref haar aan in het koude logeerbed van opa en oma. Met rode huil-ogen. Oh hemel, dit is ernstiger dan ik dacht. Ik ga bij haar op de rand van het bed zitten, sla mijn armen om haar heen. Ze verstijft. Ik laat even los en kijk haar aan.
“En nu, lieve schat van me, ga je me vertellen wat er is. Is er echt niets gebeurd op school? [“neeeee…”] Ben je ongesteld? [“neeheeee”] Ben je verliefd? [“nee zeg!”] Heb ik iets fout gedaan? [“hm, nee…”]”
Oké. Duidelijk. Het ligt aan mij. En dan barst het er ook meteen uit.
“Alles draait de laatste tijd alleen nog maar om hem!! Hij heeft problemen op school en jij en papa helpen hem continu. Hij is ziek en jij bekommert je alleen nog maar om hem! En hij is sowieso de lieveling van papa: ik doe er helemaal niet toe! Ze praten tijdens het eten alleen maar over school en technische dingen en als ik iets wil zeggen, zeggen ze dat ik er toch niks van snap en nu even stil moet zijn. Als ik hulp nodig heb, heeft niemand tijd. Ik kan net zo goed gewoon weggaan! Papa zou het niet eens merken. En jij bent nu óók nog eens alleen maar met hem bezig! Of met je werk. Altijd maar werk. Maar niemand heeft nog oog of tijd voor mij…”
De tranen stromen in stortvloeden. Ik sluit haar in mijn armen en jank een potje mee.
“Oh lieffie toch…”
God, wat voel je je dan als moeder mislukt. Ik dacht dat het gewoon goed met haar ging; ze doet het lekker op school, heeft leuke vriendinnen, is gewoon fijn middelmatig als het om cijfers gaat (goed genoeg is immers prima), is populair bij de jongens. Ze is attent, sociaal, behulpzaam en ontzettend lief. Je hebt letterlijk geen kind aan haar. Geen kind waar je je zorgen om maakt, dus als je dat om je andere kind wél doet, schiet de aandacht voor het zorgenvrije kind al snel tekort. En dat is nu gebeurd. We hebben haar laten ondersneeuwen door onze gestaag neer dwarrelende problemen. Ik kan me wel voor mijn botte moederkop slaan.
“Ach m’n tuddeke toch… Je weet toch dat ik er voor je ben?” Oh, fout. Fout fout fout. Dat weet ze ook wel, alleen laat ik dat duidelijk niet genoeg zien.
“Ja, weet ik. Maar om aandacht moeten vragen vind ik niet fijn. En als jij je zorgen maakt om van alles en nog wat, maak ik mij weer zorgen om jou. En dan moet ik wéér huilen…”
Jemig, een kind dat zich zorgen maakt om haar ouders, dat zou niet moeten mogen.
Ik gooi stante pede alles aan de kant. We koken samen wat zij het lekkerst vindt (zelfgemaakte pizza). We kijken met z’n tweetjes LaLaLand en kibbelen op de helft over wie van ons die film in vredesnaam wilde kijken; er komt namelijk geen eind aan het zoetsappige gezang. Maakt niet uit, tijd om elkaars haren te kammen moet er ook zijn. We maken gekke-bekken-selfies en kijken online naar een nieuwe jas voor haar, die anorak met nepbonten capuchon, die ze al zó lang wil hebben. Hop, besteld. We kletsen over school, over haar proefwerken, over jongens, over wat ze later wil. Ze wil banketbakker worden, zegt ze. Of dat zo voordelig is voor onze lichaamsvormen, ik weet het niet. Maar ik weet wél dat ik het leuk vind dat ze nu al weet wat ze wil. De quality time doet haar zichtbaar goed, ook al weet ik best dat ik dit niet in één avond weer ‘heel’ kan maken.
Ineens staat zoon in de kamer. “Jullie hebben het wel gezellig, hè? Zo zonder mij.” Met een grijns, dat dan wel weer.
“Ben je weer beter?” vraagt dochter meteen.
“Nee, maar ik heb dorst, dus ik haal zelf maar even wat.”
Nog voor ik iets kan zeggen, grijpt mijn zorgzame meiske al in: “Ga jij nou maar weer naar bed, joh. Jij bent ziek. Ik breng het je zo wel.”
Mijn zich altijd om alles en iedereen bekommerende dochter maakt zorgvuldig een kop groene thee met citroen, legt er een stroopwafel op en brengt het naar zijn kamer. Gelukkig is ze wel heel gek op haar grote broer. Híj kan ’t immers niet helpen dat zijn ouders soms van die niets ziende sufkoppen zijn.
Maak je geen zorgen, je doet het hartstikke goed en dit is heel herkenbaar. Dit is óók puberteit: vinden dat een ander kind in het gezin veel meer aandacht krijgt dan jij en je tegelijkertijd zorgen maken om je moeder omdat zij zich zorgen maakt over zaken waar jij nog net niet helemaal de finesses van snapt, maar ook meteen in de rol van verzorger schieten als je broer of je zus (die zoveel meer aandacht krijgt dan jij) iets nodig heeft. Ik heb hetzelfde meegemaakt met mijn kinderen en die waren op die leeftijd allebei helemaal gezond. Het komt vanzelf weer goed, zeker als je er zo af en toe een extra kind/moederuurtje tegenaan gooit: is voor allebei hartstikke leuk.
Mijn hart breekt. Voor jou… Je doet het goed lieverd. Xxx