Toen ik het stukje van Jan op Hoe Mannen Denken las over de teloorgang van zure zult, ging er een lichte rilling door me heen en voelde ik in de verte een gevoel van walging. Verder vond ik het jammer voor hem, maar heb ik er niet al te veel bij stilgestaan. Tot vannacht.
Vannacht schrok ik namelijk badend in het zweet wakker. Even wist ik niet exact meer wat ik had gedroomd. Wel stond de aanblik van een vadsige vrouw, met incompleet gebit en gekleed in een te krappe groene overall, die me met een dreigende grijns aankeek, op mijn netvlies gegrift. Na een paar seconden kwam het laatste stukje van de droom terug: Van onder het haarnetje bungelen vieze, vettige, geelblonde strengen naar beneden en wijdbeens staat ze met een soort lange stok te roeren in een container met wat honderden liters lichtroze kots lijkt. Op het moment dat ze ziet dat ik vol walging in de container kijk, steekt ze een hand uit en haalt die compleet met handschoen door de bak. Ze likt de stukjes ‘kots’ eraf, terwijl ze me grijnzend, bijna psychotisch, aan kijkt. De stukjes glijden langzaam langs haar kin naar beneden, terug de container in, waar de drab en haar speeksel zich vermengden met de rest van het goedje. Dat was het moment waarop ik misselijk en zwetend wakker schrok.
Gelukkig was de sfeer in de rest van de fabriek een stuk beter en heb ik het daar best naar mijn zin gehad. Wel heb ik er meermalen serieus over nagedacht om vegetariër te worden. Ik werkte aan de lopende band, waar hompen vlees in rundervinken werden omgetoverd voor een grote supermarktketen. Voor een scholier tijdelijk en goed betaald werk, maar als het je vaste dagelijkse werk is, redelijk geestdodend. Om de dag door te komen werd het meest effectieve wapen ooit ingezet. Een fikse dosis humor. Het werkte, maar er gebeurden daardoor met de stukken vlees ook zaken die ik hier niet zal herhalen.
Nog lange tijd daarna moest ik me bij bepaalde vleesproducten over een drempel heenzetten voordat ik ze at. Ik hield me vast aan de gedachte dat ik, voordat ik daar werkte, ook niks van dat vlees kreeg. In de loop der tijd heb ik al deze herinneringen gecomprimeerd en in het vakje nutteloos in mijn brein gerangschikt. Zure zult heb ik nooit meer aangeraakt, maar verder at ik mijn vlees zonder stil te staan bij mijn ervaringen in de fabriek.
Tot vandaag. De verhandeling van Jan bracht de herinneringen in volle sterkte terug. Ik denk dat wij vanavond geen vlees eten. En morgen misschien ook wel niet. Zure zult? Ik word nog liever vegetariër.
Weet je het adres van die fabriek nog en mag ik het hebben?
Geen idee of hij nog bestaat, dit gebeurde zo’n 27 jaar geleden 😉 Zal ik Lou de naam en plaats van de fabriek geven, zodat ze hem privé naar je door kan zetten?
Om nou alsnog met naam en toenaam die fabriek aan de schandpaal te nagelen vanwege onhygiënische praktijken is ook zo wat
Haha. Ik heb het verhaal over jouw vakantiewerk vorige week in Duitsland nog verteld. Is er de schuld van dat ik het ook nooit meer heb gegeten!