Ik zwoeg, ik zweet, ik hijg en ik trap me de pleuris. Mijn neus loopt leeg, ik snuif maar weer de snot en ijskoude lucht naar binnen. Heerlijk zeg, zo om 8.30 uur vijf kilometer naar mijn werk fietsen. Goed bezig ben ik, goed voor mijn conditie en alles.
Ik vind mezelf kei stoer. Ik fiets dus beweeg, de kinderen zijn naar school met een fatsoenlijk ontbijt. En warempel, als ik nou ook nog eens wat harder doorfiets, ben ik vandaag misschien wél om 9 uur op kantoor. Maar dat trotse moment is net zo vlug weer voorbij als het kwam. Dagelijks word ik namelijk meerdere malen ingehaald. En niet door fitte fietskoeriers op een iel fietsje, neen. Ik word de laatste tijd té vaak ingehaald door een oudere (of zelfs heel oude) personen op een e-bike. Of erger nog, door een puber op een fiets met trapondersteuning.
Moeiteloos halen ze me in en ik zie gewoon aan hun ruggen dat ze mij uitlachen. Ik steek dan ook standaard mijn tong naar ze uit en als ik echt chagrijnig ben, steek ik mijn middelvinger op. Naar hun lachende ruggen. Ik check altijd wel eerst even of ze zo’n kastje ergens hebben hangen op die hypermoderne fiets van ze hoor.
Welke ouders verzinnen het nou dat pubers en tieners een fiets nodig hebben met trapondersteuning? Daar doe je je kind écht geen plezier mee op de lange duur denk ik. Pubers moeten juist al hun opgekropte energie kwijt die ze op school niet kwijt kunnen. Dus láát ze alsjeblieft zweten op dat half uurtje naar huis door weer en wind, daarmee bouwen ze aan hun karakter én beenspieren. We voeden nu blijkbaar een generatie op die – later als ze ouder zijn – totaal geen beenspieren hebben en al helemaal geen ruggengraat, door het ze zo makkelijk mogelijk te maken.
De ouderen die me zonder enige moeite inhalen, die snap ik nog wel. Beter dan thuis zitten en niet de deur uit kunnen. Maar het is zó demotiverend… Ik doe enorm mijn best om vooruit te komen en ben trots op mezelf als me dat ook enigszins lukt met -27392 graden onder nul en dikke wind tegen. Maar eigenlijk kruip ik gewoon maar met een slakkengang over het fietspad, als ik al die andere fietsers voorbij zie suizen.
Vanochtend zag ik twee meisjes door de polder naar mijn dorp fietsen, op weg naar school. De één hing bij de ander aan de arm, want het vriendinnetje had wel zo’n zwart kastje onder haar bagagedrager. Dat ging best hard en zag er niet heel veilig uit.
Ik hoop dat ze heelhuids op school zijn gekomen.