
bron: pixabay.com
Het mooie weer heeft veel mensen uit huis gejaagd en richting de stad gedreven. Sommigen hebben de winterjas nog aan en sjokken rood aangelopen van winkel naar winkel. Anderen zien eruit alsof het hoogzomer is; korte broeken, rokjes, t-shirts en zelfs iemand in zijn blote barst. Kinderen rennen over het terras. Ze spelen samen bij een boompje. Eentje word onder luid protest door ouders mee een winkel in getrokken. Twee mannen strompelen uit de H&M en zoeken een plekje op om te wachten tot de vrouwen eindelijk alle kleren bekeken hebben. “Wel in de schaduw, want het is toch wel warm,” puft één van beide.
De zon brandt op mijn gezicht. Ik heb een perfecte plek veroverd op het terras en gluur door mijn zonnebril naar alles wat zich afspeelt op straat. Het is een gemoedelijk tafereel. Niemand kijkt een ander geïrriteerd aan. De man in zijn blote buik doet wel wat wenkbrauwen fronsen, maar dat is het dan ook. Zelfs het jengelende kind wordt glimlachend bekeken. Ik hoor Duits, Vlaams, Engels en Nederlands om me heen. Iedereen lijkt te genieten van de zon die haar warmte goed laat voelen. De stad leeft weer. “Wij die in naar buiten gekomen zijn” leven weer op.
Eenmaal thuis, doe ik verschillende pogingen om mijn zoons naar binnen te krijgen voor het avondeten. Terwijl ik ’s middags in de stad was, speelden beide jongens buiten. Dat is ze goed aan te zien als ze eindelijk aan tafel zitten. De hoofden gloeien behoorlijk van het rennen, spelen en voetballen. Op de wangen, armen en benen zitten zwarte vegen van de grond. Het is een heerlijke dag. Buiten hoor ik de kinderen nog spelen en volwassenen praten. Iedereen is blij en vrolijk. Iedereen loopt op zonne-energie.
Wonderbaarlijk genoeg heb ik de hele dag nog geen nieuws gekeken of gehoord. Alles is langs me heen gegaan. Het nieuws van de dag ervoor is nog niet eens écht bij mij binnen gekomen. De zon en het mooie weer zijn alles wat ik nodig heb. Ik ben opgewarmd. De wereld is zonnig en prachtig.
Tot ik het nieuws lees. Het “de wereld is mooi”-gevoel verdwijnt. En ook al voel ik de warme zonnestralen nog door het glas, ik krijg het koud.
‘Duitse politie voorkomt aanslag bij halve marathon Berlijn’
‘Tussen 50 en 150 doden door chemicaliën op Douma’
‘Twee doden doordat bestuurder op terras inrijdt in Münster en twee Nederlandse gewonden, ‘geen terroristisch motief’’
Ik scan de berichten, maar kan me er niet toe aanzetten om ze helemaal te lezen of verder te kijken. Natuurlijk weet ik dat mensen niet allemaal even lief, leuk en aardig zijn. Alleen wil ik nu niet lezen hoe slecht ‘we’ kunnen zijn. Ik wil het niet weten.
Ik leg mijn telefoon weg, luister naar de fluitende vogels en stap in de laatste zonnestralen van vandaag. Maar ze verwarmen mij niet meer zo goed. Ik denk aan de verscheidenheid van mensen in de stad vandaag. De verschillende talen, kledingstijlen, leeftijden, levensovertuigingen. De vele verschillen, allemaal in een klein stukje dichtbevolkte wereld, zonder noemenswaardige irritaties. Het stelt me gerust. We kunnen het dus wel. De wereld is wél mooi. De mensen ook. Meestal.