Ik heb een gevecht met de staart van mijn kat. Die lijkt wel een eigen leven te leiden. De kat in kwestie zit vrij rustig en genoeglijk met zijn oogjes te knijpen aan mijn zijde, maar die staart flappert alle kanten op. Flats tegen mijn arm, kriebel kriebel. Niet pijnlijk natuurlijk, alleen maar irritant. Ik kijk mijn kat eens aan, maar hij kijkt niet terug. Even tevoren heb ik uitgebreid met hem geknuffeld. Misschien dat de staart mij aanspoort dat voort te zetten, maar de kat geeft daar geen blijk van. Die ligt er vrij relaxt bij. Volgens mij vindt ie het wel best zo.
Flapper flapper, doet de staart. Ik pak hem voorzichtig vast en leg hem in een sierlijke bocht tegen het lijfje van de eigenaar. De staart is het er niet mee eens. Weer flats tegen mijn arm; zeg mij niet waar ik moet liggen, lijkt hij te zeggen.
Nou dan niet zeg, sorry hoor. Ik wist niet dat je een eigen leven leidde. Maar kun je je dan in elk geval onthouden van dat eindeloze gekriebel, vraag ik in gedachten. De staart aarzelt even. Ik duw hem nog een keertje voorzichtig weg. Hij krult zich op minieme afstand van mijn lichaam in een rare bocht over de rand van het bed. Ondertussen kruipen de achterpootjes van de kat dichter naar zijn snuit, wat resulteert in een vreemde tweedeling. De staart lijkt zich te willen distantiëren. Of is het de kat die niets van de staart wil weten? Je weet het niet. Ze krullen zich elk op hun eigen manier op, zo op het oog volledig onafhankelijk van elkaar.
Vroeger waren kat en staart een, onafscheidelijk in het opkrullen, tijdens de oneindig durende siësta die een kat er op een dag op nahoudt. En tijdens de momenten van actie stond de staart fier overeind om de kat in evenwicht te houden, of eventueel zijn ongenoegen kracht bij te zetten. Dan zette de staart zijn haren op en werd twee keer zo dik, om de vijand maar even te laten zien dat kat en staart niet met zich laten sollen.
De kat is nu oud en de staart heeft niet veel meer te doen, behalve dat in evenwicht houden. Dat kost nu meer moeite dan vroeger, want de kat zwalkt af en toe op zijn pootjes. En dat samen sierlijke opkrullen is ook al niet meer aan de orde. De staart schaamt zich zelfs een beetje omdat hij er bij de gang naar de kattenbak niet altijd even proper uit komt. Hoewel daar vroeger natuurlijk ook wel eens een ongelukje plaatsvond, daar niet van. Maar tegenwoordig kijkt de kat daar niet meer naar om en blijft de staart maar mooi met de ellende zitten.
Inmiddels ligt de staart toch weer rond de kat. Niet zo sierlijk en intiem als vroeger, ze worden allebei een beetje stram. Wat er vroeger uitzag als een bijna volmaakte cirkel, is nu hooguit een halve maan. Maar ze hebben elkaar tenminste weer gevonden.
Net als ik me opmaak om me op te krullen rond die pluizige halve maan, springt de kat met opgeheven staart van het bed af en begint klaaglijk rond te paraderen. Ja dag. Nou ga ik een tijdje siësta houden. Iets dat wij mensen ook wel nachtrust noemen.