Het is Vaderdag. Het liefst ga ik niet. Als we bij elkaar zijn, voel ik me in de regel ongemakkelijk en gespannen, ergeren we elkaar, heb ik geen onderwerp van gesprek en als ik dat al wél heb, neemt hij het al ras over en gaat het al snel over zijn favoriete onderwerpen; de oorlog en zijn jeugd.
Opgegroeid als tweede van een tiental kinderen van een echtpaar dat, vers gehuwd, een eeuw geleden uit het Noorden des lands reisde om in Rotterdam hun geluk te beproeven. Opa was horlogemaker. Hij werkte zich een slag in de rondte en uiteindelijk bleef dat niet zonder succes.
Naast “de zaak” had hij heel veel tijd en aandacht voor de kerk, alwaar hij ouderling was. Voor de kinderen had hij die tijd en aandacht allemaal niet, maar die waren ook zijn zorg niet, want daar had je een vrouw voor, nietwaar? Oma was lief, zorgzaam en gezeglijk. Opa was een dominante man die streng in de leer was. Dat laatste had hij vermoedelijk meegekregen van zijn vader die, nadat hij eerst jarenlang stuurman op de grote vaart was, na zijn 30e theologie is gaan studeren, waarna hij predikant werd van het soort dat schuimbekkend op de kansel staat om hel en verdoemenis te prediken. 3 echtgenotes heeft hij versleten; 2 gingen, naar ik aanneem van ellende, vroegtijdig dood, respectievelijk 1 en 8 kinderen achterlatend, waarna hij fluks een 3e huwde om er daar, inmiddels tegen de 50, nog 7 bij te verwekken.
En uit dat laatste huwelijk kwam mijn opa. Hoeveel aandacht zou je kunnen krijgen van een moeder die een trits kinderen, waaronder ook een deel niet van haarzelf, in haar eentje groot dient te brengen? Het begrip “afwezige vader”, en wat voor ellende dat allemaal met zich mee kan brengen, had toen, godlof, nog niet zijn intrede gedaan. Maar misschien hadden ze wel een dienstmeisje. In die tijd was dat niet ongebruikelijk bij notabelen.
Bij zijn eigen kinderen bracht hij het er, ondanks zijn goede voornemens, niet veel beter vanaf. Er mocht weinig en er moest veel. Praten met elkaar deden ze nauwelijks en lachen al helemaal niet. Hard werken en godvruchtig zijn, daar ging het om. Nooit op schoot of een aai over je bol, maar veel straf en zelfs lichamelijk tuchtiging met de riem of de pantoffel, die je dan ook nog zelf mocht halen. Van zo’n jeugd knap je niet op, dat moge duidelijk zijn.
Dan moet je heel erg je best gaan doen. En hoe doe je dat als je geen idee hebt hóé? Net als opa ging ook hij hard en veel werken en als hij thuiskwam, was hij moe en wilde hij rust, dus moesten wij stil zijn. Dan zat hij, onderuit gezakt, op ‘zijn plekje’ links in de hoek van de bank, met zijn voeten op een plat kussentje op de salontafel met marmeren blad. En die voeten stonken altijd, zeker na een dag noeste arbeid, énorm, waardoor de woonkamer vergeven was van de zweetvoetenlucht. Maar zijn voeten wassen en schone sokken aan, dat verdomde hij.
—
De laatste jaren begint hij er af en toe over dat hij geen goede vader is geweest.
“Dat klopt,” zeg ik dan. “Maar jij hebt gedaan wat je kon doen. Als je het beter en anders had gekund, dan had je het ook beter en anders gedaan. Toch?”
Maar dan komt het; dan moet ik hem VERGEVEN.
“Vergeven? Voor wat?”
Nou, voor het feit dat hij geen goede vader is geweest.
“Dat is zo, maar dat neem ik je niet meer kwalijk, dus valt er, wat mij betreft, niets te vergeven.”
Dat zint hem in het geheel niet. Aangezien hij, gezien zijn leeftijd, vermoedt dat hij binnenkort een transfer krijgt naar het hiernamaals, en hij zich bij de hemelpoort, zoals algemeen bekend, dient te verantwoorden. Dan staat “vergiffenis gevraagd en gekregen van dochter” goed op je Christelijke CV.
Maar hij zal het zonder moeten doen, want ik krijg zoiets mijn strot niet uit.