Wat er hiervoor gebeurde:
Iggensbach – Deel 1
Iggensbach – Deel 2
Iggensbach – Deel 3
Ik heb de ontbijttafel verlaten. Een ei (ei moet!), een kop zwarte koffie, een bakje yoghurt. In het kader van mijn nieuwe lijfstijl (die niet echt wil vlotten) heb ik de kaas, metworst, brood, jam, honing en nutella maar links laten liggen. De Nederlanders hebben duidelijk hun best gedaan om die 4 euro, die het ontbijt kost, te gelde te maken. Het buffet is een ravage van leeggevreten schalen.
Terug op de kamer bel ik de garage. Ik wil weten wat de stand is, want ik moet uiterlijk om 10 uur mijn kudde houtwormen verlaten en de zolderkamer evacueren.
“Ik bel voor mijn auto, die staat sinds gisteren bij jullie.”
“Ja.”
“Hoe is de stand?”
“Hoog.”
Huh? Ik neem aan dat ze de auto op de hefbrug bedoelt, maar helemaal snap ik het antwoord niet.
“Ik bedoel, is ie rond 10 uur eventueel klaar? Want dan moet ik mijn kamer uit.”
“Nee.”
Oké dan. Duidelijk. Ik informeer voorzichtig wanneer ik ‘m dan wel mogelijk op zou kunnen halen.
“Duurt nog wel een paar uur.”
Shit.
“Kan ik dan eventueel bij jullie wachten?”
“U doet maar.”
Deze mevrouw verkeert duidelijk nog in standje pre-koffie-kuthumeur.
Dan maar weer werken, op de kamer. Tot 10 uur heb ik tenminste nog wifi en een bureautje.
Een sleutel in het slot. De schoonmaakster banjert met kar en al naar binnen. Dan ziet ze mij.
“Ohh! Tschuldigung!”
“Geeft niet. Maar ik mocht tot 10 uur hier blijven, zei de receptioniste.”
“Ja ja, kein Problem! Tag!”
“Dag.”
Tegen tienen verkas ik dan toch maar naar het terras van het Gasthof.
‘HEUTE RUHETAG’ schreeuwt het bord. Heb ik weer.
Ik loop naar binnen en vraag of ik nog even op het terras mag zitten. De aardige receptiedame kirt dat dat natúúrlijk mag en dat ze me zo koffie zal brengen, als ik wil. Wil ik wel. Dus drink ik koffie. En nog één. Want ik heb een heel kannetje.
Zelfs de duiven op straat hebben geen haast. Er komt toch geen auto langs.
Tegen kwart voor 11 komt de baas van het Gasthof naar buiten gedrenteld. Hij kijkt even naar links, naar de kerk. Dan naar rechts, naar mij.
“Denkt u hier nog lang te zitten?” informeert hij allervriendelijkst.
“Nou, eh, ik weet niet…” Dan gaat de telefoon. De garage! Mijn hart maakt een sprongetje. De auto is klaar; ik kan hem ophalen.
Als ik bepakt en bezakt bij de garage aankom, is de monteur nog ‘even’ weg, proefrit maken. Dat ‘even’ duurt een half leven; blijkbaar moet mijn scheurijzer flink getest worden. Op landweggetjes, met 160km/h, vermoed ik. Als hij de garage-inrit opgesuisd en voor mijn voeten tot stilstand komt, kijk ik in mijn velgen en bewonder mijn nieuwe remmen. Ze glimmen zelfs. Práchtig!
Blij dat mijn kredietkaart de 1.400 euro reparatiekosten uit wil spugen, bedank ik de ADAC-mensen allemaal uitvoerig voor het feit dat ze mij gered hebben en ik zó veel geld bij hen mag achterlaten. Meer dan opgelucht stap ik in en rijd de autosnelweg op.
Een dagje vertraging, ach wat is nu helemaal een dag…
Nog geen kilometer op weg flasht een rode alarmmelding op mijn dashboard: ‘Sofort Reifendruck überprüfen!’. Blijkbaar is de bandendruk zorgwekkend. Dát meldt die kist dus wél! Remmen finaal kapot? Soit, niet belangrijk. Luchtfoutje in de banden? Alááárm!
Ik sta weer op dezelfde parkeerplaats – die waar ik gisteren ook al strandde – en bel de garage. In ieder geval is het nu een stuk makkelijker uitleggen waar ik dit keer sta.
“We komen eraan, mevrouw!”
Twintig minuten later komt mijn inmiddels vertrouwde monteur Parkplatz ‘Ohetal’ opgereden. Hij meet zorgvuldig de bandendruk: alles perfect.
“We hadden ‘m in de garage even moeten resetten, geloof ik…” mompelt hij. Reset. Terug naar fabrieksinstellingen. Ja, graag, alsjeblieft!
De knul bladert vertwijfeld in mijn Nederlandse gebruiksaanwijzing en grijpt al snel naar zijn telefoon.
“Hey Hans, wie resettet man so ‘ne CLK-Karre?”
Hij drukt op wat hendeltjes en knopjes en voilà. Auto weet nu ook weer dat alles in orde is.
Ik bedank hem voor de snelle hulp (alweer) en rijd – met enigszins wankel gemoed – voor de tweede keer de oprit van de A3 op.
Op naar Nederland. Als ik het haal.
Maar: ik zei ‘gedag!’ in Iggensbach! En hoeveel mensen kunnen dát nou zeggen?
Dag, Iggensbach!