Niemand houdt van pijn. Het is iets wat we van nature proberen te vermijden. Je steekt tenslotte niet zomaar je hand in het vuur. En je gaat ook niet gezellig in een bos brandnetels zitten. En toch ga ik wel naar de gym, elke maandagochtend, zo’n tien minuten rijden van mijn huis naar het centrum van Kuala Lumpur. Ja, ook hier hebben we gyms. Hier staat Peter mij op te wachten. Niet met een koud handdoekje en een flesje bubbelwater, nee, met een zweep. Terwijl ik de zaal inloop waar mijn step-klas gaat beginnen, loer ik zijdelings naar hem. We gaan beginnen. Zijn rode ogen glinsteren venijnig. Door zijn haar heen zie ik twee kleine zwarte hoorntjes, die langzaam groter worden, terwijl hij de step-routine voordoet.
Steps is best grappig. Op de maat van de muziek zet je eerst je linkerbeen op de plank en vervolgens zwaai je je rechterbeen er achteraan. Ook je armen zwieren feestelijk mee omhoog. Vervolgens zet je het hele zwikkie aan de andere kant weer op de grond en doe je dezelfde oefening nog een keer, maar dan de andere kant op. Er zijn vele variaties op dit thema. Sommige doen meer pijn dan andere. Maar het levert resultaat op.
Na mijn meest recente work-out, verliet ik de gym, gekleed in een hip spijkerrokje en, voor die maandagochtend, redelijk hoge hakken. (Lees nog even verder, het wordt interessanter). Ik liep de roltrap op en stond daar wat suffig voor mij uit te kijken, nog niet helemaal bekomen van het strafkamp. Achter mij stonden twee dames te kletsen; Amerikaans, zo te horen aan het volume en het accent. Ineens stokte hun gesprek. Ik merkte een verandering van energie op in de ruimte achter mij.

bron: pixabay.com
“You’ve got great legs, honey! Where do you work out?” zei één van hen. Ik hapte naar adem en viel bijna van de roltrap. Duidelijk Amerikanen, ja. Meteen in de aanval.
“Ehh…, mie?” riep ik onschuldig. En tegen beter weten in naar de bekende weg vragend: “Joe mien, joe ken riellie sie it?”
“Oh c’mon dear, your legs look fabulous.”
Amerikaanse aanvallen zijn best fijn.
Ik hield mij stevig aan de leuning vast en moest uit alle macht de neiging onderdrukken om niet met een oerschreeuw op de roltrap naast ons te springen voor een overwinningsdansje. Ik zag mij vervolgens al, gezeten op de middenbaan, naar beneden glijden, mijn armen omhoog en mijn vuisten gebald in een triomfantelijk overwinningsgebaar, keihard “YESSS!!” roepend. In plaats daarvan antwoordde ik slechts beleefd “Tenk joe”. Zou ik over mijn step class beginnen? Nah. Veel te saai. Tijd voor wat lering ende vermaak.
“It is biekoz we Datsjies go toe work en school on our baaiks, joe no. Everie dee.”
De dames knikten elkaar glimlachend toe op een manier die aangaf, dat zij dit al eens eerder hadden gehoord. Omdat ik nu de smaak te pakken had, ging ik nog even op zijn dubbeldutch door: “En ieven aur praaim minister baaiks to his offis!”
Nu kreeg ik meewarige ‘jaja-dat-zal-wel’-blikken toegeworpen van het tweetal.
Omdat wij de top van de roltrap hadden bereikt en ik nog steeds omgedraaid mijn verhaal stond te doen, struikelde ik niet al te elegant over mijn step legs. Voordat de dames konden ontsnappen, riep ik nog enthousiast: “Joor opperhoofd sjoet teek a baaik toe!”
Nu werden hun blikken ietwat schichtiger, maar ik was vastbesloten om het stel nog meer Hollandse cultuur mee te geven: “En if our baaik is stolen, we djust steel wan bek!”
Weg waren ze. Ik kon het niet laten en schreeuwde hen na: “Stee in tatsj wit de Datsj!”

bron: pixabay.com