Sinds een jaar of wat ben ik verslaafd aan de wat hippere pindakazen. Hippe pindakaas? Jazeker! Die zónder suiker en mét zeezout. Goddelijk!

bron: pixabay.com
En met eventuele toegevoegde zaken als pure chocola, kaneel, kokos of karamel: onweerstaanbaar! Op een knapperig wit pistoletje of een gezond meerzaden zuurdesem geval. Zelfs een sneue snee speltbrood knapt er enórm van op. En bij voorkeur, maar alléén op zondag, gebruik ik het bij wijze van boter onder plakjes overjarige kaas op een dikke zelfgesneden boterham afkomstig van een “puur” brood met de veelbelovende naam “Liefde en Passie”.
Het is een gat in de markt, die hippe pindakaas. Dat bekende merk, beginnend met een C., kan wat mij betreft wel inpakken. Na dit een halve eeuw trouw te hebben geconsumeerd, vond ik daar na het nuttigen van zo’n hippe hap, opeens geen klap meer aan. Véél te zoet! Véél te vet! Véél te glad! Véél te weinig noten! Veel te veel van van alles. Opeens. Na ruim 50 jaar. Bizar.
Het zit ‘m vermoedelijk met name in het toegevoegde zout. Het zéézout wel te verstaan. Dat smaakt om een of andere reden toch beduidend anders, veel smakelijker en zelfs minder zout, dan gewoon geraffineerd huis-tuin-en-keukenzout. Daarbij knispert het zo lekker knus tussen de tanden.
Dit laatste geldt ook voor de chocola met zeezout en karamel van een bekend merk, beginnend met een T. Toen ik dat, in schreeuwend ingewikkeld oranje, in de schappen zag liggen, won de nieuwsgierigheid het van de verbazing én, ik geef het eerlijk toe, van de afkeer. Nog nooit heb ik me zo deerlijk vergist; sindsdien kan een andere cacaovariant me niet meer bekoren. Dat zeezout dat weet wat.
Van die hele gewone dingen, die ineens hip worden. En gezond. Net zoals zuurdesembrood. En roomboter. En kokosolie. Het was eeuwenlang doodgewoon, toen kregen we steeds meer geraffineerde varianten en werd dat uiteindelijk de norm. En vervolgens noemen we het oorspronkelijke product dan ambachtelijk, alternatief, authentiek, natuurlijk en biologisch. En als bij toverslag wil ik het dan hebben. Kent u dat?
Ik hou bijvoorbeeld helemaal niet van jam, maar opeens wél van ambachtelijke confituur en zéker als deze in een pot zit waar de gezondheid en de gezelligheid vanaf straalt. Zo’n buikige, brede pot met een rood-wit geruit deksel, waarbij de vitaminen vrolijk achter het glas buitelen en het aankomend huiselijk geluk mij hartelijk toelacht.
Die potten móét ik hebben, om de huisvlijtelijke inhoud inhalig, doch eenmalig, te gebruiken op een kraakverse volkoren warmebakkersbeschuit met sesamzaad. Onder woeste uitroepen hoe fantastisch en bijzonder dit wel niet smaakt.
Mijn kroost en eega spoor ik daarna luidkeels en langdurig aan tot het nuttigen van dit heerlijks. Bij het uitblijven van voldoende animo, besmeer ik enthousiast biologische, bruine boerenbroodboterhammen met zeegezouten roomboter en een royale portie peperdure doch prachtige purepruimenenperenprut met port of kostbare doch kunstige kordatekersenenkwetsenklets met kaneel, bijzondere doch blije blozendebramenenbosbessenbluf met brandy, hetgeen ze, na enige lichte dreigementen, uiteindelijk toch tot zich nemen.
Tot mijn grote teleurstelling blijken ze het helderrood en hysterisch naar aardbeien smakende, doch deze vruchten nauwelijks bevattende, smakeloze suikermengsel van een bekend merk, beginnend met een H te prefereren en vinden dat ik moet opzouten met mijn quasi culinair getrut.

bron: pixabay.com
Waarna de potten met neergeslagen ogen in colonne in de gangkast belanden, om uiteindelijk geruime tijd na de uiterste houdbaarheidsdatum in de afvalbak te verdwijnen. Kolossale kapitaalvernietiging. Omdat ik nu eenmaal niet van jam houd en de overige gezinsleden er nu eenmaal een barbaarse smaak op nahouden.
Ineens weet ik hoe het zit met die jam; er zit geen zout in!