Zojuist werd ik wakker met een onbehaaglijk gevoel. Ik sloop het bed uit en zit nu in de stoel bij het raam terwijl ik naar mijn slapende echtgenote kijk.
Ik weet niet wat er de laatste tijd met haar aan de hand was; ze deed vreemd en was enorm labiel maar tegenwoordig maakt ze weer een evenwichtige indruk. Zou het de overgang zijn? Ik lees daar wel eens over maar het is een onderwerp dat ons, mannen, niet bepaald aanspreekt. Ik weet wel dat ik meer dan eens dacht dat ze knetter- en knettergek begon te worden en ik voelde me soms ongemakkelijk als ze bij me in de buurt was. En dan dat gedoe met haar haar. Dat obsessieve, krankzinnige gedoe met haar haar. Neem nou laatst:
‘Waar ben je in godsnaam mee bezig?’ vroeg ik, toen ik zag hoe Saskia haar haar aan het borstelen was. Ze was al urenlang met de borstel in de weer en vooral de manier waarop zat me niet lekker.
‘Dikker’, hijgde ze terwijl ze weer een paar ferme slagen gaf. ‘Het haar moet dikker. Het begint dun te worden, het valt uit, het ziet er niet uit en door de hoofdhuid flink te masseren stimuleer je de…’
Ik rukte de borstel uit haar handen.
‘Je bent niet goed wijs!’ riep ik uit en inspecteerde haar hoofdhuid. Ze had hem tot bloedens toe open geborsteld.
‘Ik háát haar,’ zei ze de volgende dag toen we over de Noorderhaven liepen en Fiona aan de overkant zagen lopen. Fiona was haar oude buurmeisje.
‘Waarom?’ wilde ik vragen, maar voordat ik mijn mond open kon doen, vertrouwde Saskia me toe: ‘Vanwege haar haar. Vanwege dat prachtige, golvende, lange, dikke, glanzende, gezonde haar’.
Ze had een verbeten trek om haar mond en een krankzinnige uitdrukking in haar ogen. Ik schrok ervan.
Saskia heeft vorige week, toen ik enkele dagen weg moest voor mijn werk, haar haar laten doen en het resultaat is verbluffend.
‘Ik voel me als herboren,’ joelde ze opgetogen. ‘Ik had dit veel eerder moeten doen!’
‘Het ruikt wel een beetje vreemd,’ zei ik, toen ik haar knuffelde. Ze maakte zich los uit mijn omhelzing.
‘Komt door de verf die ze gebruikt hebben,’ zei ze afwerend en liep de tuin in om het bloembed dat ze tijdens mijn afwezigheid had aangelegd, te verzorgen.
Zojuist werd ik wakker met een onbehaaglijk gevoel. Ik sloop het bed uit en zit nu in de stoel bij het raam terwijl ik naar mijn slapende echtgenote kijk.
De vreemde lucht die me eerder was opgevallen, hangt zwaar in de slaapkamer. ‘Alsof er iets aan het bederven is,’ zei ik, eerder op de avond. Maar mijn echtgenote had nergens last van.
Ik trek de gordijnen een beetje open. Het nieuw aangelegde bloembed ziet er spookachtig uit. Een spoortje maanlicht valt via een kier naar binnen en een haast goddelijke gloed verschijnt op het haar van mijn echtgenote. Op dat prachtige, golvende, lange, dikke, glanzende, gezonde haar dat ze nu heeft. Op het haar dat me ineens heel bekend voorkomt.

bron: pixabay.com