Zaterdag
Nu de dagen weer kouder worden, is het hoog tijd om een winterjas te scoren. Ik heb de schurft aan winterjassen en er geld aan uitgeven vind ik helemaal niks. Ik deed daarom ook al jaren met dezelfde jassen. ‘Helaas’ ben ik overal uit gekrompen. Shoppen dus, met mijn wederhelft. In de eerste winkel vind ik al meteen een jas die bevalt en waar ik me geen ‘michelinvrouwtje’ in voel. Toch twijfel ik natuurlijk weer, want het is de eerste winkel. Ik vraag aan de verkoopster of er nog voorraad is, zodat ik er nog even over na kan denken. Ze verontschuldigt zich met de nu al legendarische woorden: “Sorry mevrouw maar de kleine maatjes zijn altijd het snelst uitverkocht.” Met een grijns van oor tot oor stoot ik mijn vriend aan. “Hoor je dat schat, ze zei kléine maatjes”. De dame in kwestie kijkt me aan alsof ik niet goed wijs ben, maar ik kan wel juichen van blijdschap. Ik heb de jas toch maar gekocht. In dat kleine maatje. Ik heb een klein maatje. Jippie!
***
Vrijdag
Tijd voor de halfjaarlijkse medische controle bij de NOK, het consternatiebureau voor (ex) obesitaspatiënten. Ik mag weer op de weegschaal, mijn buikomvang wordt gemeten (gezellig!), ik moet een fietsproef doen om de conditie te testen en ik krijg een gesprek met de arts om de resultaten te bespreken en om mijn bloeddruk te laten meten.
Het is weer een vrolijk samenzijn met de groep. We veranderen nog steeds. In de afgelopen vier weken zijn de meesten van ons nog meer afgevallen en, in sommige gevallen, afgetakeld. We zijn beslist niet allemaal gezond en blozend, zes maanden na de operatie. Sommigen hebben flink last van complicaties of vallen teveel af. Zo ben je nog te dik en zo praat je over bijvoeding en proberen aan te komen. Een vreemde gewaarwording. Ik bungel er gezellig tussenin. Ik ben afgevallen, maar zeker niet broodmager en afgezien van vermoeidheid en een druk hoofd heb ik eigenlijk nergens last van.
Ik begin mijn afsprakenreeks bij de arts-assistent die me op de weegschaal zet waarop ze mijn vetpercentage ook kan aflezen. Prima resultaat. Mijn spiermassa loopt iets terug, het gewicht is netjes gezakt ten opzichte van de vorige keer en mijn vetmassa neemt flink en harder dan mijn spiermassa af. Het opmeten van mijn buik is natuurlijk weer een drama, want ik blijf de boel inhouden. Na enige aansporing laat ik stukje bij beetje los en is het vonnis meer dan super; 28 centimeter omvang verloren. Acht-en-twintig!
Terug in de wachtruimte vliegen me de resultaten om de oren. Gewicht en centimeters, alle zaken die tot voor kort voor de meesten van ons nog staatsgeheim waren, worden zonder gêne gedeeld. In dezelfde wachtruimte zitten dames die vandaag voor hun intakegesprekken komen. Voor hen gaat het avontuur nog beginnen. Met enig ontzag kijken ze naar mij en mijn groepsleden. Ik heb zo enorm met ze te doen. Ik weet wat ze voelen, hoe bang ze zijn en hoe ze ervan dromen om er over een jaar ook zo bij te zitten als wij. Tijdens mijn intake had ik ook graag een ervaringsdeskundige gesproken, dus ik neem tussen mijn afspraken door uitgebreid de tijd om ze van informatie te voorzien. Ze hangen aan mijn lippen.
Drie koppen thee en flinke gesprekken later mag ik naar de arts. Wat een intens lieve vrouw. Ze neemt de tijd voor me en ik bespreek veel met haar. Hoe wankel ik me soms voel, hoe teleurgesteld ik ben in mezelf dat ik niet alleen maar blij ben en hoe allesomvattend moe ik nog steeds ben. Duidelijk is dat dat laatste geen lichamelijke oorzaak heeft. Mijn bloeduitslagen zijn allemaal goed, bloeddruk is niet alarmerend laag en de afvalresultaten zijn fantastisch. 32 Kilo kwijt in zes maanden. Nog twee kilo, dan heb ik mijn persoonlijke doel van 69 kilo gehaald. De arts is trots en zegt dat ik het goed doe, dat ik de tijd moet nemen en lief voor mezelf moet zijn. Wat ik voel, denk en meemaak is normaal en ik moet mezelf toestaan om te voelen in plaats van alles meteen weg te willen duwen. Ik weet dat dat zo is, maar ik ben soms zo bang dat als ik toesta om alles te voelen, ik niet overeind kan blijven. Dat alles dan ineens als een storm op me afkomt en ik verzuip. “Ben je dan niet doodmoe van dat interne gevecht de hele tijd”, vraagt ze me en ik voel de tranen weer branden. Ik laat ze echter niet toe. Ik vertik het.
Starend naar mijn afvalcurve zit ik weer in de wachtkamer. Ik heb even geen ruimte voor de gevoelens van anderen, dus ik houd me stil en begraaf me in wéér een kop thee. Gelukkig heb ik hele fijne groepsleden die me eventjes met rust laten. Ze voelen precies aan dat ik even tot mezelf moet komen. Ik word echter al snel opgeroepen voor de laatste ronde, de fietstest.
Ik ben enorm dol op onze sportinstructeur, dus dat is altijd weer een gezellig momentje. Fietsen doe ik geregeld, dus ik ben niet bang dat ik dit niet red. Ik vind het ook wel lekker dat ik er even wat gevoelens uit kan trappen. Het resultaat is prima en mijn conditie ook. Fijn!
De wachtruimte is inmiddels leeg op mijn fijnste groepsmaatje na, dus we kletsen samen nog wat voor ik weer de auto in spring op weg naar huis. Eenmaal thuis ben ik totaal gesloopt. De rest van de dag breng ik slapend door.
’s Avonds demonstreer ik voor man en kind, met behulp van een meetlint, hoeveel 28 centimeter is. Ik kan me totaal niet meer voorstellen dat ik zó rond was. En toch is dat nog maar zes maanden geleden…
Wat hieraan vooraf ging: Mijn maat was vol (4) – Verwerken, de grootste uitdaging in dit proces