Het is zondagnamiddag en ik jakker, zoals ik elke maand wel een keer doe, van Nederland terug naar Oostenrijk. Als je zo vaak en zo veel rijdt, kom je de raarste dingen tegen. Van zigzaggende opoe-twingo’s tot achter het stuur bier zuipende idioten, van gekantelde vrachtwagens tot ware achtervolgingen. Mooie televisie, die Autobahn.
Bermpolitie
De grens bij Venlo is geen grens: daar kun je met 120 km/h overheen scheuren. In ruil daarvoor staat er ergens in de berm áchter de grens wel eens een auto van de Bundespolizei verdekt opgesteld. Zo ook vandaag. Ik heb mijn blauwe, spiegelende zonnebril op, werp even een blik naar rechts, naar de dienders, en rijd doodgemoedereerd door. Het zal. Ik ben een brave burger.
Een kilometer of drie later zie ik in mijn achteruitkijkspiegel blauwe zwaailichten. Er zit nog een auto tussen; met z’n drietjes op de linkerbaan is me wat te gortig, dus ik ga alvast naar rechts, achter een vrachtwagen. De auto achter mij rijdt snel door. De blauwe zwaailichten niet. Die maken een abrupte bocht naar rechts en wurmen zich tussen mij en vrachtauto. Oh, oh… foute boel.
POLIZEI – FOLGEN
Ja hoor, daar zul je het hebben. “POLIZEI – FOLGEN – POLICE – FOLLOW” verschijnt rood alternerend op het omlaag geklapte led-lichtbord voor de achterruit, onder passende begeleiding van een korte loei van de sirene. Oei. Eng! Een fikse adrenalinescheut stijgt naar mijn hoofd.
Wat ís dit? Wat moeten die Bullen nu in vredesnaam met míj? Wat denken ze te hebben gezien? En vanwaar een ware ‘aanhouding’ met alle beschikbare toeters en bellen? Ik rijd braaf achter de politiewagen aan de parkeerplaats op. Er stappen drie agenten uit. Eentje blijft zitten. Jemig, víér agenten in een auto! Hebben die niks beters te doen? Ze dragen alle drie kogelwerende vesten en niet te miskennen wapens. Zwei Knarren pro Person. Ik wil ook uitstappen, maar één van de drie, een blond exemplaar, gebaart dat ik vooral in de auto moet blijven zitten. Hij roept nog net geen ‘Handen omhoog!’ Nou goed, dan maar raampje omlaag.
Nichts dabei, leider
“Bundespolizei! Kontrolle! Papiere bitte!” buldert hij, terwijl hij op gepaste voorzichtigheidsafstand blijft. Alsof ik hem gelijk overhoop ga piefpafpoeven. Enigszins shaky pak ik mijn paspoort, rijbewijs en autopapieren.
“Waffen oder Drogen im Auto?”
Driewerf ‘huh’? Ziet mijn ouwe, zwarte Mercedesbak er zó verdacht uit?
“Nein, gar nichts. Leider,” stamel ik.
Leider? Zei ik daarnet ‘leider’, ‘helaas’? Ja, dat zei ik echt. Ik verontschuldig mij dus quasi voor het feit dat ik – dit keer – geen wapens of drugs bij me heb. De agent kijkt mij zijdelings taxerend aan.
“Steigen Sie bitte aus, Frau Bartels. Öffnen Sie bitte den Kofferraum.”
Eh, ja, tuurlijk, meneer. Graag, meneer…
Hollandse meuk
Ik open de kofferbak. De goede man doet nu een stap dichterbij en staart naar de inhoud. Louter etenswaar. Twee klapkisten, een wasmand en een koelbox vol. Als ik in Nederland ben, moet ik namelijk voor de halve buurt, mijn kinderen en een aantal vrienden inkopen doen. Allerlei Nederlandse vreetmeuk die zó ontzettend lekker is, maar in Oostenrijk dus (bijna) niet te krijgen.
Stroopwafels, hagelslag, zakken vol kruid- en pepernoten (liefst met chocola erom), gevulde speculaas, grote blokken stokoude en piepjonge kaas, kruiden- en kruidnagelkaas, boursin, schuddebuikjes (oftewel: minibroodpepernoten), sladressing, drop, mayonaise, filet americain, grove mosterd, kip samba/caramba, slankie-sambal en allerhande andere broodsmeersels, rundvleesjuspoeder, gyros- en kipkruiden, soep in zakken, flessen cassis, en… paprika-chips. Van Lay’s. Alleen die. Alle paprika-chips in Oostenrijk is namelijk niet meer te vreten, als je eenmaal deze hebt geproefd.
Verdacht
De chips, maar liefst 14 (veertien!) party-jumbozakken in totaal, ligt op de achterbank. Zoveel gebakken lucht past namelijk niet in de kofferbak. Een agent staart door het zijraam naar mijn buit.
“Was ist das?” wijst hij door het raampje.
“Paprikachips,” is alles wat ik eruit krijg.
“Was um Himmelswillen machen Sie mit SO viel Paprikachips?”
Ik hoor hem denken: ‘Hmm. Verdacht.’ Hij wil even checken, kruipt naar de achterbank (ik heb een tweedeurs, een coupé, dus enige lenigheid vereist) en woelt onder de zakken.
Nee, meneer, daar liggen écht geen zakken coke onder. Zelfs geen flessen coke. Nogmaals sorry.
Chips for the win
Onderwijl stamel ik iets over ‘de allerlekkerste chips van de wereld’. Dat die in Oostenrijk – althans, daar waar ik woon – niet te verkrijgen is en dat ik nu dus gedoemd ben om die bulkladingen chips mee te brengen voor jan en alleman die die chips bij mij geproefd hebben. Hetzelfde geldt voor kaas en (echt lekkere) stroopwafels. Hij snapt het niet. Ik snap dat hij ’t niet snapt. Misschien moet hij maar even proeven.
Na wat uit- en weer inruimen in de achterklap-regio is ook de kofferbakagent ervan overtuigd dat ik een onschuldige privé-chipsimporteur ben. ‘Voor eigen gebruik’ en dat van de buren, zeg maar. Nummer drie heeft inmiddels de nummerborden gecheckt in het systeem. Nummer vier blijft stoïcijns in de auto zitten. Zal wel een stagiaire zijn; die mogen natuurlijk niet meteen dealen met zware sujetten en linke Loetjes zoals ik er één schijn te zijn.
Kruisverhoor
“U komt vanuit Nederland?” vraagt meneer Achterklap.
“Ja.”
“Wat heeft u daar gedaan?”
Euh… Nou, boodschappen. En werken. En in bed liggen. En seksen. En verjaardag vieren. En nog een beetje werken. Ik houd ’t op enkel dat laatste als antwoord.
“Waar werkt u dan?”
“In mijn eigen zaak. Ik woon in Oostenrijk en werk in Nederland. Daarom rijd ik maandelijks heen en weer.”
“Waar woont u dan?”
“In Nederland, eh, euh, nee fout. In Oostenrijk. Bedoel ik.”
“Aha. Heeft u kinderen?”
“Ja, twee.”
“Aha. Hoe oud?”
“13 en 16.”
“Aha. En waar zijn die nu?”
“In Oostenrijk.”
“Alleen?!?”
“Nee, bij hun vader.”
“Aha.”
Zo vraagt en aha’t hij nog even door.
Auf Nimmerwiedersehen
“Oké, alles in orde. U kunt doorrijden. Auf wiedersehen, Frau Bartels.” In simultane looppas stiefelen de heren terug naar de politiewagen, mij verbouwereerd achterlatend. ‘Niks auf Wiedersehen! Auf NIMMERwiedersehen!’ werp ik ze in gedachten naar hun hoofd.
Achteraf bedenk ik me dat ik nog heel graag had willen vragen wat dit nu eigenlijk voor actie was. Wat de aanleiding was geweest; wie ze werkelijk zochten. Want diegene was nu naar alle waarschijnlijkheid al lang en breed voorbijgereden en ontsnapt, terwijl zij met hun hele poeha een onschuldige paprikachipssmokkelaar de stuipen op ’t lijf aan het jagen waren. Maar van vragen komt het niet meer. Ze zijn alweer weg. Echte boeven vangen. Hoop ik.
Trillend snuif ik eerst maar even een fijngestampt lijntje ‘chips’ en vervolg mijn reis.

bron: pixabay.com
Haha. Ik moest eventjes hardop glimlachen ondanks de angstaanjagendheid van het Duitsche machtsvertoon. Scheiße Bullen.
Gelukkig heb je geen verkeerde beweging gemaakt. Stel je voor, al die zakken Paprikachips lek!