Moe van de nacht die slapeloos voorbij ging, ploft hij op het bed naast de stapel kleren die ligt te wachten om opgeruimd te worden. Boosheid overspoelt hem. De kleren smijt hij door de slaapkamer. Maar het lucht niet op. Hij zal de zooi zelf weer moeten wegwerken. Zoals hij alles zelf moet doen tegenwoordig. Alleen.
Ze ruimt de was niet meer op. Er wordt niet meer gefoeterd als hij zijn onderbroeken nét naast de wasmand neergooit. Híj moet bedenken welke boodschappen er gehaald moeten worden.
De voorpret van samen een vakantie plannen, samen de koffers volstouwen. Samen… het is er niet meer.
De mooie momenten met z’n tweeën zijn voorbij. Het zijn alleen nog maar herinneringen. Want zij gaat niet meer mee naar etentjes of feesten. Ze staat niet meer een uur voor de spiegel te draaien om te kijken of de schoenen bij haar outfit passen. Ze huppelt niet meer door het beeld om het resultaat te showen. En ze zal hem daarna ook niet meer met een lichte irritatie in haar stem vragen of híj nu eindelijk klaar is om te gaan.
Hij lacht even als hij denkt aan haar stomme grapjes. Als hij bij het ontbijt in zijn tablet gezogen zit, zal ze geen een stukje brood meer in zijn koffie dopen. Hij zal niet meer schrikken van een sponsachtige broodbrok als hij, verzonken in gedachten, een slok neemt. “J’aime, j’aime la vie!” zal niet meer vals door het huis klinken, als hij vraagt of ze de jam aan kan geven. Zij zal hem niet meer uitdagend lachend aankijken, wachtend op zijn reactie na een plagende opmerking.
Ze zullen niet meer samen fantaseren over de toekomst. Over een huisje buiten de stad, met een hond, een kat, konijnen en kippen. Die toekomst is er voor haar niet meer en daardoor ook niet meer voor hem. Een toekomst zonder haar kan hij zich niet voorstellen. Hij heeft al moeite zat om het heden te overleven.
Het voelt alsof ze altijd dichtbij is, alsof hij haar nog steeds kan vast pakken, kan aankijken. Soms hoort hij haar stem in zijn hoofd, zoekt hij haar in een mensenmenigte. Af en toe staart hij naar de deur in de hoop dat ze er ineens weer is. Tegen beter weten in.
Dagen zijn anders tegenwoordig. Ze zijn vreemd zonder haar. De ene dag gaat over in de volgende. Er gebeurt niet veel, alleen de tijd gaat voorbij. De laatste keer dat hij haar zag, ligt elke dag een dag verder in verleden.
Hij bukt en pakt de kleren moeizaam en vermoeid van de grond. Voorzichtig vouwt hij alles weer op. Hij kijkt naar de stapel. Het zijn háár kleren. Hij duwt zijn gezicht in de zachte stoffen en snuift de geur op. Behoedzaam legt hij de kledingstapel terug in de kast waar hij ze vanochtend uithaalde. Ooit zal hij alles écht moeten opruimen. Maar vandaag niet.

bron: pixabay.com