In de metro zit ik achter een kortharige, blonde man, wiens moeder ik met gemak zou kunnen zijn. In zijn linkeroor zitten twee zilverkleurige oorbellen; een ringetje in de lel en een stekertje halverwege de oorschelp.
Wat ouderwets, denk ik. In mijn jeugd was het hip, maar nu heb je er toch óf in beide oren één of meer, of niks. Zou er zoiets bestaan als oorbelmode? Ook voor mannen? En oorbeltaal? Mij is ooit verteld dat mannelijke homoseksuelen, oorbelsgewijs, rechtsdragend waren, maar of dat klopt, weet ik niet. Nu noemen we oorbellen overigens piercings. Klinkt wel een heel stuk stoerder.
Zijn andere oor zit aan de telefoon: “Hey, met Harry!” Waarna er op gedempte toon een arbeidsgerelateerd relaas volgt, waaruit ik opmaak dat hij een leidinggevende functie heeft en er mogelijk een probleem speelt op het gebied van de integriteit, waar hij hoorbaar moeite mee heeft. Een hoop gewik en geweeg volgt.

bron: pixabay.com (+ eigen bewerking)
Oude mannen met een oorbel vind ik altijd een beetje zielig worden, mijmer ik verder. Zo’n lel gaat ook een beetje lubberen, lijkt het. Het schijnt dat oorlellen maar door blijven groeien. Net als neuzen overigens. Toch een raar idee. Het menselijk verval. Ik herinner me een vrouw, diep dementerend in de tachtig, met een keurig permanentje en een even zo keurige trevira jurk, die kon vloeken als een bootwerker. Tijdens de dagelijkse douchebeurt zag ik tot mijn verbazing op haar beide bovenarmen verbleekte en verschrompelde tatoeages van een anker en een hart. Ze bleek van Katendrecht te komen, dan weet je het wel. Rooie Nel. Mode is aan verandering onderhevig. Lichamen echter ook.
Ik zie weleens een dame met een hevig gekruld en getoupeerd kapsel dat ik 40 jaar geleden ook had. Zij is daar echter trouw aan gebleven; dát is pas stijl! Niet het maar een beetje met alle winden meewaaien. Heb ik eigenlijk wel een eigen stijl? Zo’n 40 jaar geleden was ik jarenlang dol op de jurken van Laura Ashley en sinds kort op die van Tante Betsy. Van romantisch Engels naar tuttig Hollands. Sufkuttenstijl dus. Terug bij af.
Ook met de bril; van zuinig ziekenfondsmodel tot riante Ray Ban. Die eerste zet je op en zit voor geen meter. Die laatste trek je aan en zit als gegoten. Vanaf nu wil ik nooit meer wat anders, dus ik heb een tiental monturen in voorraad. De kleinere en rondere modellen rukken namelijk alweer vervaarlijk op.
Bij de volgende halte stapt de blonde man, nog steeds hevig telefonerend, uit. Met ferme, doch behoudende tred stapt hij het perron af. Aan zijn manier van lopen is te zien dat hij die oorbellen uit zal doen, als zijn kinderen daar op gaan aandringen. Aan zijn kleding overigens ook.
Het conflictmijdende type, dat is mij wel duidelijk. Dat zijn in de regel wél fijne mensen; niet van die types met van die stevige stellingen en massieve meningen, die ze met hand en tand verdedigen. Harmonieuze Harry’s en Henriëttes hebben brave boterkoek en bergen begrip voor iedereen; die moederkloeken zich een slag in de rondte. Ik raak in een staat van vertedering.
Hij gaat zo thuis vast direct aan de slag met het uitruimen van de vaatwasser, gevolgd door het opvouwen van de was en de voorbereiding van de avondmaaltijd volgens de schijf van vijf. Natuurlijk niet voordat hij eerst de kliko’s van de straat weer in de berging heeft gezet en ook beneden nog even heeft gestofzuigd.
Maar eerst gaat de joggingbroek aan!