
Bron: Pixabay.com
Zaterdagochtend, half tien. Mijn vriend en ik hebben allebei een afspraak. Hij met een vriend, ik met een vriendin. We hebben ons glorieus verslapen en schrikken wakker op het moment dat we er al hadden moeten zijn. Ik spring uit bed, duik in mijn kledingkast en verzin ondertussen manieren om mijn vriendin te laten weten dat ze voor niks zo vroeg haar bed uit is gekomen. Mijn vriend rekt zich op zijn gemak uit, gaapt en stuurt een appje naar zijn maat. ‘Ben net wakker, moet nog douchen, kom straks.’ Er volgt al snel een antwoord: ‘OK!’
Ondertussen zoek ik uit wat ik aan moet en oefen in gedachten vast míjn appje. Eerst maar een korte tekst dat ik me heb verslapen, dan weet ze dat vast.
Er volgt al snel een ‘Oh. OK.’
Shit, ze is boos. Normaal is ze niet zo kortaf. Zie je nou wel, die baalt enorm. Ik benut daarom de toch al krappe tijd om me alvast uit te putten in excuses. ‘Sorry, het was gisteren erg laat, ik ben nog steeds hartstikke moe, was een superdrukke week, kan er niets aan doen, ik zal écht opschieten.’
Er komt geen reactie.
Shit, ze is écht boos. Ik sleur mijn vriend onder de douche vandaan, waar hij natuurlijk, met alle tijd van de wereld, op zijn gemak het struikgewas op diverse plekken staat bij te punten.
‘Waar is er brand’, mompelt hij. Ik schiet hem met mijn ogen lek.
‘Wat denk je zelf, ik ben hartstikke te laat. Ik moet opschieten!’
‘IK ben toch óók laat? Waar maak je je eigenlijk zo druk om… Op tijd kom je toch al niet meer.’
Ik stamel dat zij voor míj zo vroeg uit bed is gekomen en nu vast heel boos is.
‘Staat ze dan ergens buiten in de kou te wachten?’ vraagt mijn vriend verwonderd.
‘Nee-hee. Ze zit in het koffietentje waar we hebben afgesproken en ze heeft inmiddels vast en zeker haar eerste cappuccino al besteld.’
‘Wat is het probleem dan?’ vraagt hij nogmaals. En ondanks dat ik om die vraag óók weer pissig ben, heeft hij natuurlijk wel een beetje gelijk.
Volledig gestrest was ik mijn haar, blaas het droog, knal wat make-up op mijn ogen – en ernaast – en schiet in de kleding. Met het zweet op mijn rug en mijn tong op de schoenen, ondertussen een banaan wegharkend, fiets ik op vol vermogen naar de stad. Overstromend van excuses struikel ik bij de koffietent naar binnen. Mijn vriendin is not amused. En dat laat ze mij merken ook. Zonder woorden. Echt gezellig wordt het die dag niet meer.
’s Avonds thuis vraag ik aan mijn vriend hoe zijn dag was.
‘Leuk!’ antwoord hij. Nee, zijn maat was niet boos. Er was geen scheef gezicht, geen rare sfeer, geen onuitgesproken maar overduidelijke irritaties.
Het. Was. Gewoon. Leuk.
Intussen vraag ik me af waarom wij vrouwen het onszelf en elkaar toch zo oneindig moeilijk maken…