Pubers. Soms zou je ze.
21 uur, dinsdagavond.
“Lieffie, je moet naar bed! Morgen om 6 uur weer op!”
“Jaha, zo meteen.”
Een hoop gestommel. Geen getandenpoets. Dan een zacht “oh-oh…”
Paniek in de tent
Ineens gaat de deur met een zwieper open. Mijn puberlady verschijnt en kijkt mij met een niet gespeelde paniekblik aan.
“Mam! We moeten nog 24 muffins bakken! Voor morgen!”
“Huh? Nú?”
Ja. Nu. Want ’t kind heeft de volgende dag een groepsspreekbeurt voor het vak ‘muziek’ (ja, echt). Over de hippie-musical ‘Hair’. En iedereen levert ook nog eens een zogenaamde verplichte, creatieve bijdrage: iets aparts, crea-achtigs, wat nog niemand gedaan heeft. Niemand heeft tot nu toe muffins gebakken, dus Hair-muffins moeten het worden. Want ze heeft het beloofd aan de rest.
“En ik was het helemaal vergeten! Maar nu moet ik naar bed… Mam, we hebben een probleem!” Met de nadruk op ‘we’.
WE hebben een probleem
“En wat doet de rest dan voor creatiefs?” wil ik meteen weten.
“Nou, gewoon. Sara heeft het design van onze Leporello gedaan [moeilijk woord voor een simpel ‘harmonicaboek’] en Lara maakt een tekening met haar eigen haar erop.”
Aha. Ik hoor het al. Zoals verwacht: een geweldige taakverdeling voor de creativiteitsopgave. Sara en Lara hebben het maar zwaar. Poeh, poeh.
Mijn zucht is diep. En lang. Zonder enig effect: mijn dochter kijkt mij nog steeds hoop- en verwachtingsvol aan. Droevige hondenogen die smeken om vierentwintig instant crea-bea muffins.
“Oh, en ze moeten wel hippie-achtig zijn, een beetje raar, maar wel lekker, en zo. Dus niet perfect, en met het woord Hair erop, ja?”
“Ja, ja…”
‘Niet perfect’ moet wel lukken.
Hamsteraars zijn handig
Een pak bloem en en een pak stroopwafelcakemix. Tien eieren. Bijna een halve kilo boter. Stroopwafels. Vanillesuiker. Poedersuiker. Gewone suiker. Bakpoeder. Levensmiddelenkleurstof. Eiwit. Hippie muffinvormpjes (van IKEA). Muffinbakblik.
Ja, mijn kind heeft weer eens ongelooflijk mazzel dat haar moeder zo’n enorme hamsteraar is. Ik heb al die ingrediënten dus ‘gewoon’ zomaar even in huis. Sterker nog: ik heb etensvoorraden waarmee je in een schuilkelder nog makkelijk drie weken met acht man kunt overleven. Ik heb nog potten boerenkool met t.h.t.-datum 2007 in de kelder staan…
Hoopvol mompelend (zij) en gefrustreerd morrend (ik) gaan WE aan de slag. Of beter gezegd: aan het BEslag. In een mum van tijd is mijn tevoren keurig opgeruimde en schoongemaakte keuken weer één vette puinzooi. Net als mijn trui.
“Voor je volgende verjaardag krijg je een schort van mij, mam. Beloofd.”
Joepie.
Haar erin, klaar
WE mixen, roeren, kleuren en lepelen beslag in vormpjes.
WE bakken, maken mahoniebruin gekleurde en witte suikerschrift.
WE kalken op klunzige wijze en met kramp in de handen 2×24 keer ‘Hair’ op rood geverfde en lichtblonde cakejes. Ergens zullen er vast ook nog wel een paar echte haren inzitten, met mijn menopauzale haaruitval. In dit geval mogen ze daar mooi niet over mekkeren: Haar hoort erbij.
MOE(der)
Om 23 uur zijn WE klaar. Het kind ligt in haar nest en ik kan mijn werk achter de computer weer hervatten.
Dan gaat de slaapkamerdeur weer open.
“Dankjewel, mam. Je bent best wel een beetje de beste.”
Een beetje. Fijn. Bedankt. Daar doe je het voor.
Alles voor die vergeetachtige chaospubers. Zoals het een MOE-der betaamt.