Gedemotiveerd sjok ik door de Lidl. Ik ben net klaar met mijn zoveelste sportschoolsessie “TRX”, waar ik mij in het kader van mijn lang geleden begonnen ‘Nieuwe Lijfstijl’-missie, nog steeds regelmatig doorheen kwel.
Compleet verzuurd en diep zuchtend kan ik mij nog nét zetten tot het doen van de noodzakelijke boodschappen, maar dat was het ook wel. Ik doe dit afbeulgedoe nu al maanden, zonder enig resultaat. Alle kilo’s zijn er nog. Mijn neukteugels en six-rolls zijn steviger omvangrijker dan ooit. Ik wil naar huis.
Tot mijn afgrijzen ligt de non-food afdeling vol met fitness- en sportapparatuur. Even denk ik dat ze dat spul daar puur hebben neergelegd om mij te pesten. Maar dan snap ik het: dit is een stille hint! Ik moet thuis meer sportspullen hebben. Misschien doe ik het dan vaker, want dat steeds maar weer naar de sportschool hobbelen om mijn voluptueuze ikje in de touwen te hangen, hangt me de keel uit. Het besluit is genomen. Ik graai het goedkoopste apparaat uit de schappen.
Thuis pak ik de buiktrainer uit. Dat is mijn zwakste punt: de buik. Of meer, de totaal afwezige spieren in die buik. En de breed lachende, getrainde spijker op de verpakking belooft veel goeds. Het is een raar ding: een wieltje met twee handvatten. Maar goed, voor die krappe zes euro had ik ook niet meer verwacht. Ik snap de bedoeling, maar twijfel aan de uitvoerbaarheid.
Als dochter thuiskomt, jubelt ze meteen: “Oh, een ab-trainer! Dat kan ik hartstikke goed! Mag ik ‘m uitproberen?” Ja hoor, ga je gang. Eens kijken of jij het voor elkaar krijgt, lieffie.
Ze mikt het bijbehorende rubberplaatje (een minuscuul ding van ca. 25x15cm waar je met beide knieën op moet steunen, maar waarop nog niet eens één van mijn knieën past) op de grond.
“Nu naar voren rollen. En dan weer terug! Langzaam en beheerst,” blaat ik als een volleerde drill instructor. Dochter rolt met een noodvaart naar voren. En stort – vanzelfsprekend – met een kreet zijwaarts neer.
“Wat een onding! Deze is niet goed hoor mam! Wat een miskoop.”
Hij is wél goed. Er kan sowieso niets mis zijn met zo’n eenvoudig ding. Zij heeft gewoon nóg minder buikspieren dan ik.
“Laat mij maar eens,” mompel ik, meer melig dan moedig. Ik frommel mijn knieën op het matje. Alleen dat doet al pijn. En ik ben nog niet eens begonnen. Langzaam rol ik het wieltje naar voren. Gaat prima. Ik grijns naar dochter met een blik van ‘Kijk! Zó moet dat!’

bron: eigen foto (LB) (nee, deze foto gaat niet groter)
Tot het punt waar ik eigenlijk terug zou moeten rollen, het punt waar de buikspieren het meest moeten doen. Ze doen het niet. Het wieltje rolt door en ik plof vol op mijn buik en bakkes. Dochter giert het uit. Puur leedvermaak.
Onze buikspieren zijn hét voorbeeld voor lichamelijke treurnis. Ik snap ook best waar mijn eeuwig zeurende rugpijn vandaan komt. Ik wil die spijker op de verpakking zijn, maar eens te meer wordt mij duidelijk: no pain, no gain. Ik neem mij voor elke dag een paar keer met het wieltje te rollen, tot mijn rollen tot een sixpack omgevormd zijn.
Dat was een week geleden. De pest is: mijn Alzheimer begint ook op te spelen. Ik weet al niet eens meer waar het ding ligt.