Na bijna 5 jaar vonden we het wel tijd. Tijd om toch maar eens te scheiden. Met zo’n lange periode van ‘uit elkaar zijn’ achter de rug hadden we alles wel zo ongeveer geregeld. Financieel geen banden meer, behalve een gemeenschappelijke rekening waar de kinderbijslag en eigen bijdragen op gestort en alle kosten voor de kinderen mee betaald worden. Twee fantastische én gelukkige kinderen (ja, echt), die net zoveel bij papa als bij mama wonen en die beide nieuwe partners volledig geaccepteerd hebben. Die nooit hebben moeten ‘kiezen’ en die nog nooit een kwaad woord van de ene ouder over de ander gehoord hebben. Die mogen zijn waar (en hoe) ze willen zijn. Ons motto: alles voor de kinderen.
Daar komt de scheidingsrompslomp
Maar verder was het klaar. Gescheiden levens, gescheiden wegen, dus de hoogste tijd om ook op papier gescheiden te zijn.
“Weet jij hoe dat moet?”
“Nee, maar zal toch niet al te moeilijk zijn. We trekken er gewoon eentje uit de muur van het gerechtsgebouw. Ha ha.”
Maar ik zag de bui al hangen. Alsnog gezeik met advocaten, allerlei paperassen die ik weet-god-waar zou moeten aanvragen, gesprekken met rechters, maandenlang gebakkelei met scheidingsovereenkomsten… Kortom: Stress. Het kwam anders.
Here we go
De eerste afspraak bij de scheidingsrechter. Door de scanner, tas afgeven voor inspectie. Oh jee, daar heb ik totaal niet aan gedacht; er zit nog een behoorlijk Zwitsers zakmes in. De bewaker schijnt mijn ‘wapen’ niet te zien of het geen punt te vinden; ik mag door. Mét tasinhoud. Ex heeft zijn Leatherman braaf preventief afgegeven. Há! Ik ben in ’t voordeel qua wapenwedloop.
Onwennig staan we in de kille gang van het gerechtsgebouw. Van buiten prachtig, maar van binnen een oude keet, inclusief jaren ’60 tegelvloeren, gesloten deuren en bere-gezellig TL-licht. Ik vermoed dat de querulanten hier zonder pardon in de kerkers gesodemieterd worden.
Mr. Dr. P.
Het duurt en duurt. Uiteindelijk gaan we maar zitten. Naast elkaar op de houten stoelen. We kletsen wat. Pas dan zien we het minuscule papiertje op de deur: de rechter is ziek. Iedereen die een afspraak had, moet naar Mr. Dr. P., eveneens rechter in scheidingszaken.
Dr. P. is nog gezond en blijkt een dikbuikige, joviale vent. Over zijn enorme stapels documenten heen monstert hij ons scheidingswilligen.
“Ah, een scheiding met wederzijds goedvinden, da’s weer eens wat anders! Ik doe normaal alleen maar vechtscheidingen. Maar jullie lijken me redelijk verstandig en niet al te vijandig naar elkaar toe, dus hatsjikidee, hier gaan we.” We grinniken wat.
“Hoe wilt u het hebben? Roept u maar!” Met zijn dicteerapparaat in de aanslag tolkt hij ons relaas en onze wensen in razend tempo naar een scheidingsovereenkomst.
“Die arme advocaten verdienen zo geen zak aan jullie.” Hoor ik daar leedvermaak?
Valt er nog iets te regelen?
“Geen financiële regelingen, behalve die ene gezamenlijke rekening? Geen ander gedoe wat we nog even uit elkaar moeten halen?” Hij klinkt nu toch wat beduusd. Bijna teleurgesteld, maar klaarblijkelijk ook aangenaam verrast door zo’n makkelijk scheidingszaakje op de vroege ochtend.
“Nee, dat hebben we een tijd geleden allemaal al zelf geregeld en opgedeeld.”
“Kinderen exact 50-50?”
“Ja. Co-ouderschap. Doen we ook al dik 4,5 jaar zo. Gaat prima. Alimentatie hoeven we niet van elkaar. Gaat alles via de rekening.”
Co-ouderschap is nog niet wettelijk geregeld in Oostenrijk; het komt weliswaar steeds vaker voor, maar het blijft nog ongebruikelijk. Kinderen gaan naar de moeder, vader krijgt – met een beetje geluk – bezoeksrecht en mag betalen. Zo werkt het doorgaans. Ook in de huidige tijd nog. We regelen de rest ook snelsnel met rechter P. en na krap 20 minuten staan we weer buiten, met een afspraak voor een week later. Carnavalsdinsdag. Scheidingsdag. Even ondertekenen, klaar en uit elkaar.
Carnavalslolbroek
Die dinsdag staan we weer voor de kamer van rechter P., die in geen velden of wegen te bekennen is. We kletsen wat bij in de klinische rechtbankgangen. Dan gaat ex toch maar eens op zoek, want hij moet over drie kwartier weer terug zijn op zijn werk. Een paar tellen later komen ze gedrieën de trap op gestommeld. P. neemt afscheid van zijn collega met de woorden: “Joe, Hans, tot straks! Even deze twee hier afmaken.” Het is een lolbroek, die rechter. Zou hij de nacht ervoor doorgezopen hebben?
Binnen blijken er op de documenten nog ettelijke namen fout gespeld en ik ontdek zelfs nog een taalfout (hoe kan het ook anders), maar inhoudelijk klopt het papiertje dat voor ons ligt toch redelijk. De secretaresse moet na de nodige correcties de hele handel opnieuw op oorkondepapier printen. “Sorry, duurt effe. Zo terug!” In de tussentijd moet Dr. P. nog even met ons ‘verhandelen’. Geen idee wat dat is, maar hij legt het uit. “Ik moet jullie allebei drie vragen stellen. Die moeten jullie correct en unaniem beantwoorden voordat ik jullie echt uit elkaar kan trekken,” grijnst hij. Prima. Kom maar door.
De cruciale vragen
“Vraag één: Willen jullie echt van elkaar scheiden?”
“Ja.” Anders zouden we hier niet zitten, toch?
“Vraag twee: Wonen jullie al meer dan 6 maanden apart van elkaar en is dit huwelijk nu werkelijk onherstelbaar kapot?”
Euh, dat zijn twee vragen. Maar goed: “Ja en ja.”
“Mooi. Dan de laatste vraag: Wordt het misschien tóch nog weer wat met jullie tweetjes?”
Ex en ik kijken elkaar even verbouwereerd aan. Wat is dít nu weer voor vraag? Je zit daar om te scheiden en dan vraagt de rechter of we het misschien niet alsnog zien zitten om samen verder te gaan? Het blijkt de wandelgangvariant te zijn voor de officiële vraag ‘bestaat er nog een kans dat u in de toekomst toch weer tot elkaar zult vinden?’ Als minstens één van de twee dan twijfelt of onverhoopt met ‘Ja’ antwoordt, moet je verplicht nóg weer een aantal weken wachten voordat je je krabbel mag zetten.
We zeggen allebei luid en duidelijk: “Nee”.
Eerst dokken
“Gefeliciteerd! Test doorstaan. Geen bedenktijd meer nodig. Dan hier even tekenen graag. Gewoon ergens waar plek is, maakt niet uit waar. Doe maar wat!” ratelt Dr. P.
We zetten onze handtekeningen en dat was het dan. We maken aanstalten om meneer een hand te geven, maar hij trekt terug: “Moooomentje nog. Jullie moeten nog wel betalen, hè. Ik zal het eens even uitrekenen.”
Volgens zijn ad-hoc berekeningen moeten we allebei 293 euro betalen. Hij frommelt nog een bewijspapiertje met groen gemarkeerde bedragen onder onze neuzen. “Kijk, daar staat het.” Aha. Oké.
We hoeven niet ter plekke te dokken en krijgen allebei een overboekingsformuliertje, waarop we een door hem gedicteerd nummer, het nummer van onze scheiding, moeten noteren. En het over te maken bedrag. “En nú mag u gaan!”
Een nieuwe oprit, een schone lei
We geven een hand en lopen – nog steeds ongemakkelijk lachend – naar buiten. Al met al heeft onze scheidingsprocedure 45 minuten (verdeeld over twee sessies) geduurd. Een retesnelle scheiding, inderdaad bijna als uit de muur van een snackbar getrokken. Een FEBO-scheiding. Als we door de bewakingspoortjes zijn en buiten voor het gebouw staan, omarmen we elkaar even. Op puur vriendschappelijke wijze.
“Vieren moeten we een andere keer maar doen, ik moet nu echt naar m’n werk,” zegt ex.
“Is goed. Doen we. See ya!”
En we gaan beiden, heel symbolisch, een andere kant op. Ik naar mijn leven en hij naar het zijne.
Op weg naar huis rijdt er een straatschoonmaakvrachtwagen voor me. Ik kan er niet langs; ik moet geduld hebben. Ik hoop dat hij niet óók de afslag naar de snelweg oprijdt. Dat doet hij helaas wel, want daar zijn wegwerkzaamheden aan de gang die de rijbaan nogal vervuild hebben. Met een slakkengang van 10km/h kachel ik achter de vrachtwagen aan, die de gehele snelwegoprit voor mijn banden schoonmaakt. Als een schone lei. Ik glimlach ook maar even om deze symboliek.

bron: eigen foto (LB)